donderdag 31 december 2009

DJ Shadow bis - Midnight in a Perfect World

Vervolg op een blogpost van 15/12: 'De grote zus van DJ Shadow'

Terwijl alle ogen gericht zijn op de jaren '00, die stilaan uitdoven, ben ik de voorbije dagen toch vooral in de ban van Miles Davis en DJ Shadow. Belofte maakt schuld en blijkbaar ook een goed excuus. Want toen ik enkele dagen geleden botste op de Deluxe Edition van 'Entroducing', herinnerde ik me dat ik van plan was die plaat nog in 2009 te ontdekken. En zo geschiedde.

Van de tientallen samples waarmee DJ Shadow 'Entroducing' ineen knutselde, kende ik er nauwelijks een. Maar dat trage pianootje in Midnight in a Perfect World herkende ik wel. Het komt uit de compositie The Human Abstract van de legendarische jazz/rock/soul-producer David Axelrod. Die maakte vanaf eind jaren zestig enkele schitterende orkestrale rockplaten. The Human Abstract is te vinden op meesterwerk 'Songs of Experience' (1969). Axelrods oeuvre blijkt trouwens een echte hoorn des overvloeds voor hiphopsamples.

Nu is Midnight in a Perfect World opgetrokken uit maar liefst tien samples. Als we Wikipedia mogen geloven tenminste. Essentieel in de mix zijn echter de piano van Axelrod en de elektrische piano uit The Madness Subsides (origineel: Sekoilu seestyy), een nummer van de vorig jaar overleden Finse bassist Pekka Pohjola ('Harakka Bialiopokku', 1975).

Zoals je merkt, is het schitterende aan DJ Shadow dat hij zijn samples gaat plukken uit verre van vanzelfsprekende platen en genres. Groef hij al diep met Axelrod, dan ging hij met Pohjola nog een stapje verder. Pekka Pohjola speelde als bassist bij de vroege progband Wigwam en ging daarna de eigenzinnige toer op met zijn prog/fusion-soloplaten. Ik kende zijn muziek wel, maar denk nu niet dat je die albums zomaar in een Fnac of MediaMarkt zal zien liggen.

Uiteraard mogen we niet in de val van de 'hineininterpretierung' stappen. Je denkt immers al snel dat de originele stukken zovele jaren later verrassend fris en vooruitstrevend klonken voor hun tijd. Maar de kans dat diezelfde gedachte zich op zou dringen als die nummers nooit gesampled zouden zijn is gering. DJ Shadow nam trouwens geen hele nummers over, zelfs geen complete secties van nummers. Hij gebruikte wat nog kon dienen - in dit geval enkele pianonoten, een sfeervol klanktapijt en een stukje gitaarsolo - en de rest gooide hij weg. Een bijzonder kunst.

Hieronder vind je de drie nummers (de twee originelen en de mix) om zelf eens te vergelijken. Geloof me, je zal er niet goed van zijn! Have fun!





Russian Circles - Geneva

Russian Circles verscheen in 2006 op het toneel met het veelbelovende ‘Enter’. Bands als Isis en Pelican hadden eerder al hoge toppen gescheerd met hun eigenzinnige mengeling van postrock en hedendaagse metal, maar Russian Circles bracht toch weer iets nieuws. Polyritmiek, fingertapping en donkerte werden kernwoorden. Het nieuwe ‘Geneva’ laat echter een andere band horen.

Hoewel ‘Enter’ kon bogen op ijzersterke melodielijnen en vlekkeloze uitvoeringen, was er op de songconstructies nog heel wat af te dingen. Overdaad schaadt nu eenmaal. Op ‘Geneva’, het derde album, kent de band gelukkig meer maat. Stilte wordt niet langer noodzakelijk gevolgd door een uitbarsting. Een van de neveneffecten is dat de nummers op ‘Geneva’ wat aan directe aantrekkingskracht hebben moeten inboeten.

Maar ondanks de gebreken, stonden de songs van ‘Enter’ er wel meteen. Vanaf de eerste maten wist je wat je eraan had. ‘Geneva’- en in mindere mate diens voorganger ‘Station’ (2008) – heeft gelukkig andere ijzers in het vuur.

De dissonante strijkers die ‘Geneva’ bij wijze van ouverture aanvoeren, vormen een eerste nieuw en verrassend element. Een radicale stijlbreuk hadden we niet verwacht en die bleef uiteindelijk ook uit. Maar we horen wel een band die nooit eerder zo gefocust was, die nooit eerder zo economisch tewerk ging en die nooit eerder zoveel nuance aan de dag legde.

Opener Fathom doet ons meteen versteld staan van de vooruitgang die de band de voorbije jaren geboekt heeft. Het nummer ontvouwt zich erg mooi en natuurlijk. Als luisteraar glijd je van de ene passage naar de andere, zonder dat je het gevoel krijgt gebruuskeerd te worden door geforceerde uitbarstingen of willekeurig samengepakte ideeën.

Anticlimax? Klasse!

Soms duikt de oude ziekte nog wel eens op, maar als langspeler werkt ‘Geneva’ een pak beter dan ‘Enter’ en ‘Station’. De toevoeging van strijkers en zelfs blazers bewijst al helemaal dat Russian Circles in staat is buiten het vastomlijnde kader te denken. Spijtig dat we Hexed All niet anders kunnen beschrijven dan postrockvulsel van de meest stereotiepe soort.

Philos is dan weer een schitterend sluitstuk voor ‘Geneva’. In wat begint als een statige drone bloeit na enkele minuten een gitaarmotiefje open onder strak afgemeten tromgeroffel. Na een triomfantelijke tweede helft lijkt het erop dat de muziek tot een nieuwe uitbarsting gaat komen, maar door aanzwellende noise worden we op het verkeerde been gezet. Een anticlimax van grote klasse!

Dé grote verworvenheid van ‘Geneva’ is dat Russian Circles eindelijk even beheerst kan componeren als musiceren. Met hulp van producer Brandon Curtis van The Secret Machines is trouwens ook de sound van de band rijker geworden. Toch heeft Russian Circles een nog betere plaat in zijn mars. Met de visie van ‘Geneva’, de productie van Curtis én de melodische kracht van ‘Enter’ moet dat zeker lukken.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/russian-circles/geneva

Vinylfrustatie en de 'lp3'

Een reactie op het opiniestuk 'De mythes van de jaren '00: vinyl' van Patrick Van Gestel (Damusic).

Vinylfrustratie. Ik ken er alles van. Platen w aarvan de rand zo scherp is dat ze dwars door de binnen- én buitenhoes snijden. Gespitste oren en vertrokken monden bij het minste spatje (want dat kan een kras betekenen en dan hoor je het de volgende ronde ook, en daarna weer, en knarsetandend een vierde keer,… tot je langs de muren omhoog zou klimmen van razernij).

In mijn specifieke situatie wordt lp’s consumeren nog bemoeilijkt door twee bijkomende factoren: (a) een houten, instabiele vloer (als je hoog genoeg springt, kan je naar het volgende nummer skippen) en (b) de permanente aanwezigheid van twee katten die gebiologeerd door de eigenaardige draaimolen zelf ‘instellingen gaan aanpassen’.

Maar toch – je voelt me al komen – oefent vinyl een bijzondere aantrekkingskracht uit op deze persoon (en bijgevolg op zijn portefeuille). Ik kan niet echt verklaren waarom. Het gebeurt meestal in vlagen. En nee, ik word daar niet voor behandeld.

Ik ben zeker geen ‘nut’ die de sound van vinyl superieur vindt, maar ik kan er wel van genieten en eenmaal ik een lp getaxeerd heb en weet waar gekraak en getik de kop opsteekt, wordt het gewoon deel van de muziek. Ook de grote hoes speelt zeker een rol. Hedendaagse muzikanten stellen hun vinylreleases vaak samen met bijzonder veel zorg. Bij momenten op het onweerstaanbare af.

Lp3, formaat voor de jaren ’10?

De jaarlijkse oogst omvat doorgaans nog geen tien stuks. Maar ze werden zorgvuldig uitgekozen. Een greep: ‘Soundcheck’ van Circle, ‘The Sidewinder’ van Lee Morgan (reissue), ‘Free Jazz’ van Ornette Coleman (reissue), ‘X-Dreams’ van Annette Peacock (reissue) en ‘Wagonwheel Blues’ van The War On Drugs.

Op de hoes van die laatste kleeft trouwens een weinig opvallende, maar belangrijke sticker: “This vinyl is accompanied by a coupon that can be used for a limited time to download mp3 audio files of the recordings.” Op die manier koop je de muziek zowel digital als analoog en heb je er ook nog eens het onmisbare artwork bij, leesbaar en groot genoeg om de details ervan te kunnen bewonderen.

Wat mij betreft mogen dergelijke lp3’s gerust het formaat van de jaren ’10 worden. Hopelijk dan met digitale bestanden die steeds mee evolueren met de kwaliteitsnormen voor geluid. Waarschijnlijk is het allemaal maar een fata morgana, die over tien jaar nauwelijks nog zichtbaar zal zijn. Mogelijk is het over tien jaar niet meer zo simpel om aan specifieke stukjes vinyl te raken. Maar in afwachting van iets beters, mogen muzikanten de markt gerust blijven overspoelen met hun lp3’s.

zaterdag 26 december 2009

The Feelies herontdekt - Crazy Rhythms / The Good Earth

Halverwege de Top 100 Greatest Albums Of The 80’s van Rolling Stone prijkt ‘Crazy Rhythms’ van The Feelies, een invloedrijke plaat die meer dan eender welk album op de lijst de tand des tijds heeft doorstaan. Vreemd genoeg is ‘Crazy Rhythms’ vandaag maar matig bekend. De plaat is dan ook jaren niet meer verkrijgbaar geweest. Maar voor fans, en eigenlijk voor iedere rechtgeaarde muziekliefhebber, zijn de eerste twee platen van The Feelies nu opnieuw verschenen in sobere no-nonsense-uitgaves.

Crazy Rhythms was het verrassend frisse debuut waarmee The Feelies in 1980 op de proppen kwam. De naschokken van de punkexplosie waren sterk voelbaar in de sound van postpunkbands als Gang Of Four, Wire en Public Image Ltd, en ook The Feelies deden hun duit in het zakje. Maar wat die laatste groep zo uniek maakte, was een minstens even grote fascinatie voor de psychedelische pop en de garagerock uit de jaren zestig.

De frenetieke cover van Everybody’s Got Something To Hide (Except For Me And My Monkey) van The Beatles levert daarvoor het meest pregnante bewijs. Het is een van die zeldzame covers die het origineel naar de kroon steekt. De rammelende, nonchalante gitaar die doorheen de song hort en stoot, zou overigens ook een constante blijken in de acht ijzersterke songs van eigen makelij.

Met Glenn Mercer en Bill Million (zangers, gitaristen én songschrijvers) hadden The Feelies een machtige, tweekoppige spil in de gelederen. De twee lieten hun gitaren tegen elkaar opboksen in breed uitwaaierende, tranceverwekkende songs als Forces At Work, maar creëerden met eenzelfde gemak delicate momenten van aangename dissonantie.

Onder meer het piepjonge R.E.M keek op naar de even onstuimige als aanstekelijke pop van ‘Crazy Rhythms’. Vijf jaar na het verschijnen van hun debuut, zouden The Feelies Peter Buck in de studio toelaten als co-producer van ‘The Good Earth’. En dat was tegen de gewoonte van de band, die voorheen halsstarrig weigerde te werken met externe producers.

Een teken aan de wand

De aanwijzingen van Buck en de lange sabbatperiode na ‘Crazy Rhythms’ lieten The Feelies niet onberoerd. ‘The Good Earth’ werd een meer dan degelijke plaat, maar wist het geniale van het illustere debuut niet te evenaren. De briesende energie ruimde plaats voor een meer beheerste aanpak. De ruwe sound werd gepolijst, luchtiger en radiovriendelijk. En met de vervanging van drummer Dave Weckermann – een essentiële schakel in het succes van ‘Crazy Rhythms’ – verdween onvermijdelijk een authentiek stukje Feelies.

Maar ook dan nog kon ‘The Good Earth’ wedijveren met leeftijdsgenoten als ‘Born Sandy Devotional’ van The Triffids, al werd het nooit meer zo goed als op ‘Crazy Rhythms’.

Op uitnodiging van The Flaming Lips speelden The Feelies hun meesterwerk eerder dit jaar integraal op All Tommorow’s Parties. Luttele maanden later gooit de band zijn eerste twee platen opnieuw op de markt. Is dit een teken aan de wand? Wij hopen alvast van wel!

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/the-feelies/crazy-rhythms-the-good-earth

maandag 21 december 2009

The Black Heart Procession - Six

Ooit dachten wij dat achter The Black Heart Procession een bloeddorstige blackmetalband schuilging. Niets bleek minder waar. Of toch? Want de rockers uit San Diego zijn behoorlijk bezeten door de donkere kant van het menselijke bestaan en al wat des duivels is. ‘Six’, een albumtitel die verwijst naar het nummer van de duivel, geldt echter niet bepaald als het credo van de band. Deze keer moeten de demonen het afleggen tegen de wisselvalligheid.

Songtitels als When You Finish Me, Drugs en Suicide verraden meteen dat de exorcist nog niet bij The Black Heart Procession is langsgeweest. Het akelige universum van de Californische band is dan ook intact gebleven. Toch schort er iets aan ‘Six’.

Wie zich het vorige album, ‘The Spell’, nog herinnert, weet dat openingsnummer Tangled je meteen meesleurde in de maalstroom van The Procession. Die tactiek lijkt gewijzigd op ‘Six’, dat begint met de feërieke pianotonen van When You Finish Me, lang geen slecht nummer. De lage stem van Pall Jenkins en de aanzwellende strijkers wiegen ons echter in slaap nog voor de plaat goed en wel begonnen is. De woorden “Just close your eyes” lijken dan ook onbedoeld welgemikt.

De ingehouden woestijnballad Wasteland doet het al niet veel beter. Samen met Rats en Back To The Underground kan het geklasseerd worden in het vakje “variaties op Red Right Hand van Nick Cave”. Witching Stone legt zowel het tempo als het niveau hoger en slaat dan ook in als een bom. Met zijn volstrekt unieke geluid van gedempte gitaren, spookachtige zang en een schitterende circulaire melodie heeft deze song alles van een instant classic

Wispelturig

Helaas is Witching Stone een van de weinige nummers op ‘Six’ waarbij de melodie het haalt van de sfeerschepping. Rats komt nog in de buurt, maar is al een pak minder beklijvend. Helemaal loopt het mis met Drugs, een vrij clichématige ballad die door een sobere instrumentatie gewoonweg te veel nadruk legt op tekstregels die te weinig om het lijf hebben.

Na Drugs komt All My Steps verrassend als een duivel uit een doosje. Met een fond van loodzware, pompende strijkers begeeft The Black Heart Procession zich zowaar in het vaarwater van avant-gardetroubadour Tom Waits. Een ander woord dan ingenieus kunnen we overigens nauwelijks verzinnen voor de geluidsmix van dit nummer.

Jammer genoeg zit er weinig venijn in de staart van The Procession. Suicide laat wel weer een verrassend geluid horen. Last Chance is een aardige variatie op Heaven And Hell en afsluiter Iri Sulu is een van de meer geslaagde tragere nummers. Maar op dat moment hebben we het beste wel achter de rug. The Black Heart Procession toont zich meesterlijk in het constante wisselen van klankkleur en intensiteit, maar weet niet te ontsnappen aan de val van de wispelturigheid.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/the-black-heart-procession/six

The Longcut - Open Hearts

“The Longcut verzet zich tegen elke vorm van hokjesdenken”, lazen we op een gerenommeerde popsite. Tot zo ver zijn we mee. Maar wat de band uit Manchester presenteert op zijn tweede album ‘Open Hearts’ is een warrig geheel van songs die met haken en ogen aan elkaar hangen.

Vis of vlees? The Longcut kan duidelijk moeilijk knopen doorhakken en maakt dan maar één gerecht van beide. Het etiket “indie dance” is niet uit de lucht gegrepen, maar lijkt eerder een eufemisme voor een band die het spoor bijster is, dan dat het een kwaliteitslabel is.

Resultaat is dat The Longcut noch een danceband, noch een echte rockband is, maar ergens zweeft in de ijle zone daartussen. Bovendien hebben de Mancunians ook moeite met het onderscheid tussen wat live werkt en wat het in de studio doet. Zelfs de meest open geest zal moeten toegeven licht verward te zijn door ‘Open Hearts’.

“Put on those dancing boots / We’re going to tear this poison out at the roots”, een tekstregel uit openingsnummer Out At The Roots, klinkt aanvankelijk nog als een intentieverklaring. Gaandeweg wordt echter duidelijk dat de muziek zelf een andere boodschap uitdraagt. Beginnen nummers als Repeated en Boom nog dansbaar en fris, dan gooit de uitgevlakte zang van Stuart Ogilvie roet in het eten.

De semi-openhartige teksten, die door Ogilvie zoutloos en bij momenten zagerig gedeclameerd worden, komen trouwens zelden oprecht over en zijn niet bepaald noemenswaardig omwille van hun literaire kwaliteiten. Sloganachtige herhalingen blijken kenmerkend voor The Longcut, en de ergernis loopt dan ook hoog op als we horen hoe een anders behoorlijk nummer als Evil Dance erdoor naar de vaantjes wordt geholpen.

Hoe ironisch!

The Last Ones Here vertrekt dan weer wél van een intrigerende vraag: “Hoe zullen mijn vrienden en familieleden reageren op mijn dood?” Helaas slaagt The Longcut er ook hier niet in een coherent verhaal neer te zetten. Een concept als dit ontplooien zonder ook maar de minste emotionele weerslag op te wekken, je moet het maar kunnen. Zeker op het einde van een al niet te beste plaat, smaakt het bijzonder wrang dat zo’n kans onbenut gelaten wordt.

The Longcut experimenteert graag, maar niet doelgericht. Zo wordt op ‘Open Hearts’ heel wat onnodig gerekt en lawaai gemaakt. Het maakt de weinig memorabele melodieën en de songstructuren – variërend van erg voorspelbaar tot onvoorstelbaar geforceerd – er niet spannender op.

The Longcut, een antoniem van shortcut, dreigt zo een ironische benaming te worden voor een (ongetwijfeld erg getalenteerde) band die tegen beter weten in allerlei omwegen neemt, om zich na een tijdje vast te rijden in doodlopende straatjes. Hoog tijd dat er een vaste hand op de scène verschijnt die The Longcut in een duidelijke richting stuurt. Dat lijkt de enige weg naar succes.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/the-longcut/open-hearts

woensdag 16 december 2009

King Crimson herontdekt

King Crimson, het kameleontische geesteskind van gitarist Robert Fripp, wordt dit jaar veertig jaar en dat wordt gevierd met een indrukwekkende reeks heruitgaven. De eerste worp omvat de albums 'In The Court of the Crimson King' (1969), 'Lizard' (1970) en 'Red' (1974). Enkel 'Lizard' heb ik nog niet kunnen bemachtigen, maar 'ItCotCK' en 'Red' leveren meer dan genoeg voer voor een persoonlijke King Crimson-revival.

Niet dat mijn interesse in de band ooit is afgenomen. Meer nog, ik heb door de jaren een bijna internationale relatie opgebouwd met King Crimson. De kiem daarvan lag in Toscane, waar ik tijdens een stralende zomervakantie in 2002 mijn toen nog prille platencollectie aandikte met 'H to He Who Am The Only One' van Van Der Graaf Generator, 'Gentle Giant' van Gentle Giant, 'Blind Faith' van Blind Faith, 'On the Road' van Traffic, het toen pas uitgekomen 'The Rising' van Bruce Springsteen' en 'In The Court of the Crimson King', King Crimsons beruchte debuut.

Gefascineerd door die laatste plaat, maakte ik er daarna een sport van overal waar mogelijk de resterende platen van de band op te snorren. Het tweede album 'In The Wake of Poseidon' (1970) behoorde al snel tot de buit van een Antwerpse strooptocht. In 2003 haalde ik 'Larks Tongues In Aspic' (1974) uit een piepklein winkeltje in de buurt van de Galatatoren in Istanbul. De vonk van die plaat sloeg dan weer over tijdens een busrit naar Praag in 2004. We gebruikten nog discmans in die tijd...

In 2005 werd de Fnac op de Plaça de Catalunya in Barcelona een exemplaar van 'Starless and Bible Black' armer. De overige platen werden gedetecteerd in Nederlandse en Vlaamse platenwinkels. Strikt genomen had ik dus alles. Toch weet King Crimson me nu opnieuw te verleiden. Enkele maanden geleden bewezen The Beatles al dat er wel degelijk een markt is voor opgepoetste muziek die iedereen eigenlijk al kent. De reissues van hun albums bezetten zelfs de hoogste regionen van hitlijsten overal ter wereld. Zoiets mag dan onwaarschijnlijk zijn voor een band als King Crimson, de heruitgaves van 'Red' en 'ItCotCK' zijn met minstens evenveel zorg samengesteld en staan tjokvol relevante extra's.

Onder het goedkeurende oog van meester Fripp werden de albums zowel in stereo als in 5.1 onder handen genomen door Steven Wilson, frontman van Porcupine Tree en stilaan een van de meest gewaardeerde producers van deze tijd. De glasheldere mix doet je de platen ervaren als nooit tevoren. De karakteristieke mellotron klinkt nóg magistraler en vroeger verborgen gitaarlijnen komen nu plots tevoorschijn. Geen enkel detail lijkt nog bedolven.

Van hype tot legende

'In the Court of the Crimson King' katapulteerde King Crimson in 1969 prompt tot meest gehypete Engelse band van het moment. Het album leverde de blauwdruk voor vele jaren prog- en experimentele rock en wordt nu bedacht met maar liefst drie edities. Vooral de 5cd+dvd-box op elpeeformaat is de moeite waard. Een boekje met uitgebreide beschouwingen en een vlekkeloze afdruk van de legendarische hoes - een indringende interpretatie van 'De schreeuw' van Edvard Munch - maken het meesterwerk compleet.

Hoewel het onheilsberichten regent over de steeds afnemende cd-verkoop, duiken boxen als die van 'ItCotCK' tegenwoordig in veelvoud op. Ik denk daarbij aan 'The Complete Bitches Brew Sessions' van Miles Davis, 'Born to Run' van Springsteen en recenter 'The Unforgettable Fire' van U2 en 'Get Yer Ya-Ya's Out!' van The Rolling Stones, één voor één schitterende meerdelige edities van slechts één album.

Is het een laatste middel om de twijfelende koper te overtuigen van de meerwaarde van een plaat? Waarschijnlijk wel, maar ik ben sowieso al jarenlang overtuigd. Vanaf de eerste noten van 21st Century Schizoid Man, zoveel jaar geleden in Italië. In afwachting van nieuw werk - officieel bestaat King Crimson nog steeds - mogen Fripp en Wilson dus gerust verderdoen zoals ze bezig zijn. En dat vele bands in hun kielzog mogen volgen...

dinsdag 15 december 2009

De grote zus van DJ Shadow

Na jaren uitstel vond ik het zo eindelijk eens tijd om de Nederlandse band Supersister een kans te geven, te beginnen bij het album 'Pudding en gisteren' (1972). Voor wie er nog nooit van gehoord heeft: Supersister was een progrockband die tijdens de jaren zeventig aansluiting vond bij legendarische Britse 'Canterbury'-bands als Caravan en Hatfield and the North. Maakt dat het wat duidelijker?

Bij wijze van steekproef pikte ik er het 12-minuten durende Judy Goes on Holiday uit. De intro van het orgelepos deed me vaag denken aan Bad Motor Scooter van metalpioniers Montrose. Aan aandacht geen gebrek dus. Maar beeld je mijn verbazing in toen ik me plots realiseerde dat Supersister de belangrijkste 'orgeldonor' blijkt voor DJ Shadows Organ Donor.

Organ Donor verscheen eerst op de invloedrijke plaat 'Entroducing' (1996). Toch werd het nummer voor Shadow-leken als ik veel bekender in de Extended Overhaul-versie, een mix die in 1998 te horen was op de compilatie 'Preemptive Strike'. Op de eerste versie was van Supersister nog geen sprake, op de herwerkte versie wel. En hoe? Het snerpende, oude orgel van onze noorderburen bepaalt zowat de hele versie, van intro tot baslijn!

Wel present van bij het begin is een sample uit het nummer Tears van discoproducer bij uitstek Giorgio Moroder. Kiezen voor een fragment uit een synthsong lijkt dan ook evidenter dan knippen en plakken uit een orgelepos. Het onderscheid liet DJ Shadow koud. Met groot gemak mixte zijn draaitafel de meest uiteenlopende platen tot een onvoorstelbaar hechte sound. Om eerlijk te zijn, ik heb lang gedacht dat Organ Donor een volledig nieuwe compositie was. Hoe naïef.

Zoals gezegd, ken ik DJ Shadow voorlopig slechts als 'vriend van een vriend'. Maar niet voor lang meer, want een degelijke 'entroductie' is de komende dagen nauwelijks meer te vermijden. En zo slaan we misschien twee vliegen in één klap. Of hoe je via een oude en obscure Hollandse band zonder al te veel omwegen uitkomt bij de fascinerendste hiphop-crossover van de jaren negentig.

maandag 14 december 2009

Finse dwerg vloert metalgigant

Circle & Isis, Trix Zaal, Antwerpen, 7 december 2009

Met Keelhaul en Isis op één affiche deed het voormalige Hof Ter Lo zijn aloude reputatie van metaltempel weer alle eer aan. Maar als vreemde eend in de bijt tussen de stonerriffs van de eerste band en de ingenieuze postmetal van Isis, gooide vooral Circle hoge ogen met een volstrekt compromisloze rockshow. En zo won de dwerg uit het Finse dorpje Pori het pleit van de metalgigant uit Boston.

Het zal je maar overkomen. Je kwijlt al weken bij de gedachte aan de ultieme rockavond alleen. Tot je de Trix Zaal nadert en tot je grote frustratie moet vaststellen dat ook de fans van Clouseau op de baan zijn die dag. Met de tanden in het stuur voelen we het optreden van Keelhaul door onze vingers glippen. Eenmaal gekalmeerd, wachten we gespannen en met het notaboekje in de aanslag op Circle.

En vanuit het niets staat het bizarre Scandinavische viertal plots op het podium. We denken terug aan de surrealistische show die Circle speelde op 'Etoiles Polaires' in de Vooruit in 2007. Maar mythisch als die belevenis in onze herinnering is, toch vallen we ook nu weer van de ene verbazing in de andere.

Heel wat Isisfans kijken bedenkelijk naar die vier vreemde snuiters, die snoeiharde punk, pyschedelische grooves, loodzware maar speelse metal, synthtapijten en herfstige ambient tot een in wezen onbeschrijflijk geheel versmelten.

Zanger Mika Rätto wentelt zich verkleed als SM-matroos in de meest ondenkbare posities, laat zich onthoofden door de bas van stichtend lid Jussi Lehtisalo en schreeuwt zich met zijn operatische stem de ziel uit het lijf. Als geen ander zet Circle ook deze keer het klassieke rockoptreden op de helling en de energie die de band de zaal in stuurt, krijgt geen windmolenpark in de Noordzee opgewekt.

Isis, voorspelbare aanslag op de uithouding

Het surreële en het onvoorspelbare van Circle komen met Isis echter abrupt tot een einde. De pioniers van de postmetal spelen nochtans op het scherp van de snede, maar wel in een vrij geformatteerde set die visueel nauwelijks weet te prikkelen. Even is het fijn om door de woeste riff van Hall Of The Dead met de neus tegen de harde realiteit gesmakt te worden. Maar het ondraaglijke geluid doet ons noodgedwongen naar de achterste rijen verhuizen.

Vanop afstand zijn we getuige van een meer dan overtuigende show met een geluidsmix die ondanks het loeiharde volume nog opvallend genuanceerd is. De nummers van de sublieme nieuwe plaat ‘Wavering Radiant’ schitteren als geen ander en de typische momenten waarop Isis de spanning opdrijft om vervolgens alles te laten samensmelten, blijken live even goed georchestreerd als op plaat.

Isis doet echter zwaar beroep op het uithoudingsvermogen. Terwijl Circle wist te bereiken dat we na het optreden nog minutenlang stonden te trillen op onze benen en onze tanden bloot lachten bij de herinnering alleen, komt Isis met een meer dan degelijke set niet verder dan een drietal kippenvelmomenten. Het is misschien een boude bewering maar de Finse kaleidoscoop was een passender sluitstuk voor de avond geweest. Helaas laat de resonantie van de naam Isis zoiets niet toe.

Eerder verschenen op http://www.damusic.be/live/isis-circle-keelhaul/finse-dwerg-vloert-metalgigant#comment-22377

zondag 6 december 2009

Interview Colin Newman en Robin Rimbaud (Githead) - Verlost uit de wurggreep van Wire (volledige transcriptie)

Colin Newman is een legende. Met Wire maakte hij eind jaren zeventig en begin jaren tachtig drie platen die voor eeuwig en altijd tot de canon van de post-punk gerekend zullen worden. Ja, zelfs tot de essentiële meesterwerken van de rockmuziek. In 2004 vormde hij als bij toeval de nieuwe band Githead. Vijf jaar en drie sterke platen verder lijkt de tijd rijp voor een stand van zaken.

In de bar van de Botanique spreken Newman en Robin Rimbaud (gitarist bij Githead, maar bij een ruimer publiek bekend als elektronische artiest onder het pseudoniem Scanner) honderduit over hoe de band gegroeid is en hoe langer hoe meer is kunnen ontsnappen aan misplaatste vergelijkingen met Wire. Nu Githeads derde plaat ‘Landing’ overal een uitstekende pers krijgt, lijkt Githead het Wire-juk definitief van zich af te gooien.

Of niet soms?

Colin Newman (zang, gitaar): In Groot-Brittannië wordt er inderdaad meer dan ooit over ons geschreven, ook in de coolere publicaties. Stilaan worden we opgenomen in het publieke bewustzijn. Het ergste wat we in het verleden meemaakten, is dat recensenten schreven: “Die Githeadplaat is niet zo goed als ‘Pink Flag’” (Wire’s illustere debuut uit 1977, FD). Maar in godsnaam! Wat is het nut van een loze vergelijking tussen twee vaag gerelateerde bands? Het devalueert de band, want het is een geheel zelfstandig iets. Githead is Githead. It makes what it makes. And what it makes is good.

Jullie noemen ‘Landing’ zelf ook jullie beste album. Waarom precies?

Newman: Het ís gewoon het beste album. Als het aankomt op muziek – en ik denk dat dit geldt voor alle kunsten – hebben sommige mensen het door en andere niet. Als je het snapt, is er geen verdere uitleg nodig. Eerlijk gezegd, ‘Artpop’ (Githeads tweede album uit 2007, FD) overtreffen had ik nooit voor mogelijk gehouden, maar Malka (Spigel, zangeres en bassiste van Githead en Newmans echtgenote, FD) dacht daar anders over. Dus probeerden we wat veranderingen aan te brengen. Rond deze tijd vorig jaar realiseerde ik me voor het eerst dat we opereerden als een echte band, een band met een coherente set, niet zomaar een verzameling songs. ‘Landing’ is het resultaat van die nieuwe energie.

Rimbaud (pikt snel in): Het is eigenlijk als een taal leren. Je begint met een basiswoordenschat en van daaruit zoek je hoe je best communiceert. En voor ons is dat zonder twijfel in een livesetting. Studioalbums zijn verraderlijk omdat ze een momentopname voor eeuwig vastleggen. Het heeft ons wat tijd gekost, maar we hebben eindelijk een eigen stem gevonden.

Hoe wijkt ‘Landing’ dan af van de vorige albums?

Newman: Voor het eerst hebben we afstand gedaan van drumloops als basis voor onze songs. Heel wat nummers zijn zelfs tot stand gekomen tijdens jams in de studio. En dat is nu net wat ik uiteindelijk wilde bereiken: zo nauwgezet mogelijk het gevoel van een liveband op plaat vastleggen. Het is een idee dat ik kreeg rond 2005. Ik wilde een rockband ‘hercreëren’. Maar Githead is niet zomaar een herschepping, het ís een rockband.

Op ‘Artpop’ waren nog enkele akoestische stukken te horen, terwijl ‘Landing’ wordt gedreven door een continue groove. Was het een bewuste keuze om er wat vaart achter te zetten?

Newman: Zonder twijfel! Vroeger was dub een van onze voornaamste invloeden, met vrij trage tempi tot gevolg. Live werkte dat niet altijd even goed en dat is meteen de sleutel naar onze nieuwe stijl. Het openingsnummer van ‘Landing’ heet ook niet voor niets Faster.

Met songtitels als Faster, Take Off, Landing, Ride en Displacement & Time zou je haast denken dat ‘Landing’ een conceptalbum is. Hebben jullie het ook zo bedoeld?

Newman: Nee. We werkten aan een paar songs toen ik het idee kreeg om eerst wat titels bijeen te sprokkelen. Malka ging grasduinen door haar Flickr-pagina en kwam terug met vijf titels, die we willekeurig op de songs plakten. Soms ontwikkelde een song zich in overeenstemming met zijn titel, soms juist in tegenspraak daarmee.

Rimbaud: Voor mij heeft het ook allemaal te maken met het uitkleden van onze sound, iets wat zich evengoed in de titels manifesteert. We zijn nu tot het Githead-skelet gekomen. In plaats van onze songs in het wilde weg te beginnen inkleuren, hebben we nu een pallet gevonden met de kleuren die werken. Daar blijven we bij.

Newman: Er is misschien wel ‘reisthema’, maar het is geen conceptalbum. En…

Rimbaud (onderbreekt ironisch) : Het is zeker wel een conceptalbum!

Newman: (stellig) Yeah, yeah,… It’s definitely not a concept album!

Rimbaud: (nog steeds ironisch) We wachten op financiële steun van British Airways.

Newman: Soms is ook gewoon interessanter betekenissen te laten zijn wat ze zijn. Landing schreven we laatst. Malka’s vader stierf in de zomer. Toen ze terugkwam terug uit Tel-Aviv, waar haar vader verbleef, hadden we nog een song nodig voor de plaat. Ik vond dat ze Landing moest zingen. Ze vroeg: “What should it be about? It shouldn’t write something about my dad, should I?” En hoewel niets het expliciet zegt, gaat het eigenlijk wel over haar vader . Malke huilde toen ze het nummer voor het eerst hoorde. Emotionele weerklank vinden is cruciaal. Want het is muziek, en muziek correspondeert met de emoties.

Hoe belangrijk is de invloed van de zogenaamde krautrock (een van oorsprong Duitse stijl, die elektronica en uitgesponnen jams koppelde aan motorische beats en herhaling) voor jullie?

Newman: Headgit, onze eerste EP, werd overal vergeleken met Can en Neu! En niet voor niets is Holy Fuck mijn favoriete band van het moment. We zagen ze drie maal dit jaar en vooral als ze in krautmodus gaan, worden Malka en ik helemaal wild.

Rimbaud: Ik vergelijk het graag met een motor. Het gaat om wat werkt, niet om drumfills en showcapaciteiten. Ritme is een erg verleidelijk middel. En die hele krautrockschool is daarop gebouwd. In plaats van meezingbare deuntjes, werd er rond een dwingende beat een hele nieuwe wereld gecreëerd. Dat is nu niet helemaal wat wij doen, maar we zijn wel met die muziek opgegroeid en het heeft zeker een impact op onze sound.

Terug naar ‘Pink Flag’. Als die plaat ‘Artpop’ had geheten, zouden je collega’s van de vroege punkbeweging dan niet gesteigerd hebben omwille van de pretentieuze inslag van zo’n titel?

Newman: Context is all! Wire is nooit een punkband geweest! Iedereen heeft Wire altijd erg pretentieus gevonden.

Rimbaud: Ik zou het eerder omschrijven als gay disco. (lacht) Maar wat je daar zegt over pretentie heeft me altijd al geïntrigeerd. Het is een woord dat een zekere kritiek in zich meedraagt. Pretentie suggereert dat je jezelf voordoet als iemand anders.

Newman: Het doet me denken aan een reclamespotje voor Ronseal, verf bestendig tegen alle weersomstandigheden, met de slogan: “Ronseal, it does exactly what it says on the tin!” En dat is precies wat ‘Artpop’ ook doet. We vonden het een grappige manier om te zeggen dat ‘Artpop’ inderdaad een popplaat met kunstige ambities is.



Rimbaud: Voor mij is het ook een woordspel, iets waar wij Engelsen zeer bedreven in zijn. Zo is ‘Artpop’ een allusie op Popart, waardoor je een onmiddellijke verbondenheid voelt met de titel. Popart is een zeer specifieke manier van werken met media. En zo is ‘Artpop’ ook een erg aparte en schaamteloze manier om te zeggen: dit is pop, maar met een arty kantje. Het is speels bedoeld en het aspect ‘plezier’ wordt al snel vergeten. (ironisch) We hebben we geen pret, we doen maar alsof. Dat moest ik zeggen van mijn therapeut. (lacht)

Dus toch maar liever pretentieus dan?

Rimbaud: Oh yes, always!

Newman: Dead pretentious! Completely and utterly!

Robin, komt de elektronica bij Githead altijd van jouw hand?

Rimbaud: Nee, het doet me lachen dat mensen die te weten komen dat ik bij Githead speel, altijd denken dat ik zoals Brian Eno bij Roxy Music, vreemde geluiden zou maken met een laptop. Maar het is in feite net het tegenovergestelde. We werken er allemaal aan mee.

Is dit je eerste band als gitarist?

Rimbaud: Nee, ik had bands al tiener en die bands hebben ook platen uitgebracht, maar daarover hoeft niemand iets te weten (lacht) Ik heb nu voor het eerst het vertrouwen om gitaar te spelen voor een publiek, hoewel ik nog steeds erg verlegen ben. Ik heb nog steeds moeite het publiek aan te kijken. Gelukkig zijn we met vier en kijken mensen eerder naar Malka, Colin of Max. In soloshows kan ik me spijtig genoeg niet wegstoppen.

Newman: Als ik eens iets vreemds doe op het podium, denken mensen al gauw onterecht dat ik een skeletronics-nummertje opvoer. Ik speel misschien wel gitaar en ik sta misschien wat meer in de schijnwerpers, maar Robin is Githeads gitarist.

Rimbaud: (laconiek) Oh yeah, I’m a rock god! (lacht)

Newman: Hij weet met een gitaar om te gaan en leest de gitaarbladen. Ik ben een flutgitarist, maar ben wel goed in ritme en maffe dingen. Robin bestudeert het ambacht echt!

Rimbaud: Ja, ik oefen en dat is verschrikkelijk. Ik speel een spelletje met akkoorden. Als Colin een akkoord neemt, dan probeer ik daar vaak complexere vingerzettingen voor te vinden.

Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?

Rimbaud: We kennen elkaar al bijna 18 jaar. (ironisch) Ik plaatste een lonely heart add in de trant van "elektronische muzikant op zoek naar vrienden" en Colin reageerde meteen.

Newman: Zijn moeder woont eigenlijk om de hoek. Hij ging naar dezelfde lagere school als onze zoon. En we wilden een gelegenheidsband voor de verjaardag van ons label (Swim, FD). Ik belde hem op om wat dingen te remixen, maar hij wilde liever gitaar spelen.

Rimbaud: Ik gaf hem geld…

Newman: Hij kwam langs voor een repetitie en het werkte meteen.

En Malka, Colin, is ze jouw muze geworden door de jaren heen?

Newman: Muze is veel gezegd. We hebben talloze malen samengewerkt, maar met Githead spelen we voor de eerste keer samen in een band. En we hebben de tijd van ons leven. Malka is eigenlijk een van de beste bassisten die ik ken, ook al is ze compleet atechnisch. Ze speelt helemaal op ritme en gevoel.

Rimbaud: Ja, erg grappig bij momenten. Ze verwijst naar noten als "the really fat one at the end".

Newman: Toen ik ze ontmoette, sprak ze nog van "the fat one, the thin one and the other two".

Rimbaud (droogweg): And I thought she was referring to the members of the band, I was never sure! (lacht)

Newman: In de band proberen we in principe ieders talenten ten volle te gebruiken. Malka en Max (Francken, drummer van Githead, FD) vormen de voormalige ritmesectie van Minimal Compact (een niet onbelangrijke Israëlische postpunkband uit de jaren tachtig, FD) en op de laatste plaat verdient vooral Max een speciale vermelding. Hij doet dat krachtige krautritme perfect, maar punk spelen kan ie niet. In het verleden werd een band vaak gedicteerd door de drummer en toch praat niemand ooit over drummers. Max zou er zelf evenmin iets over te vertellen hebben.

Colin, je hebt enkele platen uitgebracht op het Belgische Crammed-label. Je maakte met Githead je debuut als kwartet in Antwerpen, met Wire repeteerde je een week lang in het Stuk in Leuven om er daarna je Europese tournee af te trappen,… Heb je een speciale band met België?

Newman: Eerst en vooral is onze boekingsagent Belgisch (ToutPartout. Githead trad vlak na dit gesprek op op de ToutPartout-labelnight in de Brusselse Botanique, FD). Malka en ik trouwden hier en onze zoon werd hier geboren. We vertrokken in 1992, dat is waarschijnlijk voor jij geboren was…

Nee nee, ik ben van 1986…

Newman (met platgestreken gelaat): Het was dan ook een grapje… Maar we hebben een sterke band met België, in het bijzonder met Brussel.

Volg je de Belgische politiek nog?

Newman: Je kan bijna niet anders, he?

Rimbaud (doelend op Herman Van Rompuy): Ik vind het erg amusant hoe de Britse pers zich afvraagt: “Who is that boring man?”

Newman (terug naar de nationale twist): Het lijkt eindeloos. Ik hoop dat de scheiding niet gebeurt en ik hoop dat de Belgen ooit iets gemeenschappelijks zullen vinden. Ik kom van een erg nationalistisch land en bijna elk land dat we bezoeken is eveneens nationalistisch. Behalve België. Daar is iedereen nationalistisch voor wat zijn eigen stukje land betreft. Niemand lijkt ene moer om België te geven. But when push comes to shove, they do give a fuck. Daar ben ik van overtuigd.

Wat zou je nog willen bereiken met Githead?

Newman (zonder aarzelen en met pokerface): Wereldfaam.

Rimbaud: Als ik even onbeleefd mag zijn, ik vind dat we het al bereikt hebben. Als vier mensen iets moois kunnen maken dat werkt, dan is het al bereikt. Ik kan alleen maar hopen dat er nog meer mensen ons leren kennen. Het werkt al, het is succesvol wat de persoonlijke relaties en het product zelf betreft!

Newman: Ik voel dat ook als we op het podium staan. Ook al spelen we niet het beste optreden, het is nog altijd zeer goed. We hebben een lange weg afgelegd, want we zijn vertrokken van een fragiele basis.

Wanneer realiseerde je jezelf dat Githead een echte band kon worden?

Newman: Vanaf het ogenblik dat onze eerste song Reset tot stand kwam, tijdens onze allereerste repetitie. We vertrokken van een simpele drumloop, Malka viel in en na tien minuten hadden we een song. Er hing van meet af aan chemie in de lucht. De grootste topspelers vormen niet noodzakelijk het beste team. Maar bij ons werkte het al van dag één.

Rimbaud: Ik verschiet er nog altijd van hoe naturel alles tot stand komt. Hetzelfde stramien komt steeds weer naar boven: Malka en ik spelen wat samen en na een tijdje brengt Colin alles naar een andere niveau.

Newman: Het nummer Take Off (van ‘Landing’, FD) kwam bijvoorbeeld op zo’n spontane manier tot stand. We namen het op na een vermoeiende treinreis, lieten het twee jaar liggen, pikten het later weer op en het klonk fantastisch.

Rimbaud (jennend) : We zochten nummers voor een conceptalbum en Take Off paste perfect!

Hoe kijken veteranen als jullie terug op de voorbije tien jaar?

Newman: Heel opvallend is dat, zo halverwege het voorbije decennium, heel wat oudere muziek nieuwer begon te klinken dan de nieuwe muziek. Dat heb ik tevoren nooit meegemaakt. In de jaren tachtig aten muzikanten van verschillende walletjes en het was interessant de raakvlakken op te speuren. Maar midden jaren ’00 gingen jongeren plots hun vaders platenkast opentrekken en platen ontdekken waarvan ze dachten dat niemand ze ooit eerder gehoord had. Niemand van hun leeftijd misschien, maar oudere mensen wel!

Rimbaud: Het is ook het eerste decennium waarin de muziekconsumptie drastisch dooreen werd geschud. Qua luisteren, verzamelen en beschikbaarheid van muziek is er zoveel veranderd! Tieners kunnen tegenwoordig de meest obscure componisten uit de jaren zestig terugvinden op het net. Wonderbaarlijk is dat. Het heeft uiteraard ook gevolgen voor de perceptie van de muziekgeschiedenis, die in zekere mate gecomprimeerd wordt. Voor de eerste maal hebben we toegang tot de complete geschiedenis van de muziek… vanachter je bureau.

Newman: Dat klopt, maar wat mij verontrust, is dat vele mensen niet meer betaald worden. Ik spreek nu niet over de bescherming van grote artiesten, maar over de obscure artiesten uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. Niemand heeft zich ooit over hun catalogus bekommerd en de platen zijn alleen illegaal verkrijgbaar. Dat vind ik triestig. Mijn zoon houdt er een erg vreemde manier van muziekconsumptie op na? Hij downloadt zelfs niets…

Rimbaud (onderbreekt): Omdat jij zo’n strenge vader bent?

Newman: Nee, hij kijkt gewoon clips van losse nummers op YouTube. Er worden een heleboel digitale rechten geschonden en ik vrees dat de telecommaatschappijen uiteindelijk meer zullen moeten aanrekenen voor internet om ze te beschermen. Want als er op internet niks te vinden was, zouden mensen er ook niet voor betalen. Je kan toch niet je leven aan de muziek wijden en er nooit iets voor in de plaats krijgen? Een mens moet toch ook kunnen eten? Just getting it for free can’t be the only answer!

dinsdag 1 december 2009

Coming soon: Colin Newman!


Recensie van Githead én interview met Colin Newman (Wire en Githead) en Robin Rimbaud (Scanner en Githead)!
Als zoethoudertje: Newmans setlist, hem eigenhandig afhandig gemaakt!