zaterdag 24 april 2010

Twee bands en een paardenkop

Roadburg / Field Music, Petrol, Antwerpen, vrijdag 23 april 2010

Het optreden van Field Music gisteren in Petrol, Antwerpen wordt geklasseerd in de categorie 'bizar'. En niet alleen omdat er behalve een drankbonnetje ook een screening van Alejandro Jodorowsky's surrealistische Christusepos 'The Holy Mountain' (1973) was inbegrepen in de prijs van het ticket. Nee, vreemder was dat het alom geprezen Field Music ondanks een gigantische postercampagne niet meer dan een vijftigtal nieuwsgierigen wist te lokken. Vreemd, bizar, onbegrijpelijk! Maar steengoed, dat dan weer wel (om maar eens een Nederlands filosoof te citeren).

Field Music's laatste album 'Measure' werd in De Morgen bedacht met een vier-sterren-quotering, OOR publiceerde een lovende recensie en het Britse magazine Uncut deelde zelfs een perfecte score van 5 op 5 uit. Op het eerste zicht bestaat de Britse band rond de gebroeders Brewis echter uit vier doordeweekse types. De muziek die ze maken is minder alledaags. 't Is te zeggen, it's pop but not as you know it.

De klassiekers - van The Beatles en XTC tot Pulp - zijn gekend, maar datgene wat Field Music echt onderscheidt is iets onbestemds. Volgens de legende die de band zelf vertelt, heeft het alles te maken met geboortestad Sunderland, waar ook The Futureheads vandaan komen.

Live werkte het bijzonder goed en dat ondanks het feit dat drummer David Brewis het zonder stem moest stellen en de (backing) vocals tijdens de namiddag nog herverdeeld en ingestudeerd moesten worden. Bij momenten waren de harmonieën zelfs verbluffend 'close'. Een rondje Beach Boys ging de zopas gereconfigureerde band erg vlot af.

Op vlak van catchy melodieën kent Field Music zijn gelijke niet. Goeie ideeën uitmelken was dan er dan ook niet bij. Sterker nog, de nummers werden zo vaak afgebroken, kregen zo vaak nieuwe wendingen dat het niet altijd even simpel was begin en eindes te bepalen. Het kleine publiek kreeg zo een lezing uit het briljante schetsboek van de Brewis-tandem. Soms dreunen bands gewoon een setlist af, maar dit optreden was een verademing, één van die schaarse optredens waarbij er tegen een kamerbrede grijns van verwondering geen kruid gewassen is (voorheen o.a: Acoustic Ladyland, John Zorns Masada en Moonchild, Rush, etc.).

"Come on, you British cunts!"

De set eindigde nochtans in mineur toen David Brewis er zonder veel omhaal de brui aan gaf. De kreet "Come on, you British cunts!" kon hem niet overtuigen terug te keren. Hoe zou je zelf zijn? Het bisloze einde was trouwens maar een kleine smet, want tijdens het voorafgaande uur kregen we een indrukwekkende selectie voorgeschoteld met als hoogtepunten het nieuwe Measure, het aan Gentle Giant refererende If Only the Moon Were Up en opener Give It Lose It Take It.

Setlist
(voor zover ik me kan herinneren, niet chronologisch):
Give It Lose It Take It
If Only the Moon Were Up
Measure
Effortlessly
A House Is Not a Home
Something Familiar
You Can Decide

Roadburg verdient een speciale vermelding voor het straffe voorprogramma. Hun vrij volwassen sound werkte aanstekelijk en bovendien heeft de band meer dan een handvol goeie songs in de vingers. Ik moet nog uitvissen of het op plaat allemaal wel zo goed klinkt, maar de set creëert alvast een zekere verwachting.

Zonde dat zo'n affiche - Roadburg en Field Music - maar een kleine meute bezoekers trekt, maar we zijn dan ook bij de weinigen die het allemaal kunnen navertellen. En hopelijk komt er dan volgende keer meer volk opdagen dan twee man en een paardenkop.

zondag 18 april 2010

Serena Maneesh - No. 2: Abyss In B Minor

Neoshoegazers Serena Maneesh zijn met ‘No. 2: Abyss In B Minor’ nog maar aan hun tweede album toe. Oasis, Nine Inch Nails en The Dandy Warhols namen de band mee op sleeptouw en hun debuutplaat kon rekenen op lovende recensies. De Noorse vijfmansformatie heeft dan misschien niet meer bijster veel te bewijzen, toch komt ze nu met een fijnzinnig meesterwerkje op de proppen.

‘Abyss In B Minor’ werkt in de eerste plaats als album. Er is een soort van natuurlijke rode draad die alle nummers, hoe onderling verschillend ook, aaneenrijgt. Zo keert het noisestukje op het einde van de eerste song Ayisha Abyss terug op het einde van I Just Want To See Your Face en neemt de dwarsfluit die op D.I.W.S.W.T.T.D. al stil sluimert, helemaal de overhand in Magdalena (Symphony #8).

Er is trouwens geen passender woord dan verbluffend om te omschrijven hoe de tweede telg van het Noorse geslacht in elkaar werd gemixt. Verantwoordelijk daarvoor is René Tinner, een oudgediende uit de entourage van de invloedrijke band Can. Tinner spendeerde acht dagen aan elk van de acht nummers. Zijn beeldrijke resultaten evolueren van naargeestige trips (Honey Jinx) tot dromerige strandscènes (Melody For Jaana).

Tot die eerste categorie behoort zeker ook opener Ayisha Abyss, waarin het beeld wordt opgeroepen van een man die veel verder van de wereld is dan goed voor hem is en die al wauwelend en slenterend de muren aftast op zoek naar enige steun.

Op het door doffe drums voortgestuwde I Just Want To See Your Face is voor het eerst op deze plaat Hilma Nikolaisen te horen, die met haar hemels luchtige stem tussen de constant opvlammende vuurtongen van gitaren laveert.

De scheurende gitaren en hevig beukende drums van Reprobate! maken de weg vrij voor het zweverige Melody For Jaana, dat eeuwigheid en melancholie ademt. Op Blow Yr Brains In The Mourning Rain introduceren struikelende drums opnieuw georganiseerde chaos en slotakkoord Magdalena is zowaar een symfonie. Op zeer eigenzinnige wijze weliswaar.

In het spoor van My Bloody Valentine

My Bloody Valentine, nota bene een band waaraan Serena Maneesh zo overholen schatplichtig is, nodigde die laatste band in 2009 uit op All Tomorrow’s Parties. De Noren steken datzelfde My Bloody Valentine nu met ‘Abyss In B Minor’ – een eigenzinnige, hedendaagse kijk op de oorspronkelijke shoegazegolf – naar de kroon.

Serena Maneesh creëert op ‘No. 2: Abyss In B Minor’ een eigen wereld zoals we er nauwelijks nog een exploreerden sinds Apse enkele jaren geleden zijn ‘Spirit’ op het mensdom afvuurde. Frontman Emil Nikolaisen omschrijft de nieuwe plaat dan ook treffend als een “rock ‘n’ roll chamber of magic”. Zijn band heeft er het onwaarschijnlijke toch mee gerealiseerd: het eigen gelauwerde debuut overschaduwen.

zondag 11 april 2010

Karnivool - Sound Awake

Sinds de release, bijna een jaar geleden, heeft ‘Sound Awake’, het tweede album van het Australische Karnivool, heel wat stof – of beter lof – doen opwaaien Down Under. Nu de plaat ook bij ons te koop is, is de tijd rijp voor een nieuwe evaluatie.

Laat ons maar meteen beginnen met te zeggen dat ‘Sound Awake’ zeker op muzikaal vlak een merkwaardig werkstuk is. Het is daarentegen geen plaat die zich als een zakdoek laat opvouwen en opbergen. Wie Karnivools tweede ten volle wil appreciëren, moet beseffen dat hij het niet zomaar in de schoot geworpen krijgt.

Met zijn 72 minuten is ‘Sound Awake’ gewoonweg veel te groot om in één keer door te slikken. Karnivools progmetal staat bol van geleerde wendingen, monsterriffs en complexe maatsoorten. De songkwaliteit blijft op enkele uitzonderingen na constant.

Maar aan ieders aandachtsspanne zijn grenzen en daarom is ‘Sound Awake’ zeker niet meer dan de som van de delen. De kans is bovendien erg klein dat je überhaupt toekomt aan het maken van die som. Zelfs Stephen Hawking zou daar moeite mee hebben.

Karnivool injecteert zijn metalsound met een flinke scheut hardcore, vooral te horen in de zanglijnen van Ian Kenny. Bij momenten ruikt het allemaal wat te zeer naar emo en had je bij een bepaalde riff liever een andere vocale stijl gehoord. Het straffe New Day, bijvoorbeeld, loopt om die reden enkele deuken op.

Mensen die houden van veel tekst hebben aan ‘Sound Awake’ trouwens een vette kluif, maar niet iedereen zal de vage profetieën van Karnivool naar waarde weten te schatten. Wijzelf niet in het minst. En toch laat de plaat een eerder positieve indruk na. Memorabele passages zijn legio, het productiewerk getuigt van groot vakmanschap en de bandleden laten techniek nergens primeren op melodie en dynamiek.

Xylofoon en didgeridoo

Zonder afbreuk te doen aan de kwaliteiten van de band, trekken we voor Karnivool dan ook graag een blik met ronkende referenties open. Je hoort de hermetische sound van Tool naast de toegankelijke metalwerelden van Porcupine Tree en Katatonia. En voor extra spitse oren zijn er zelfs knipoogjes naar At The Drive-In en de melodieuzere kant van The Dillinger Escape Plan.

Maar tegelijk merk je ook dat Karnivool werkt aan een eigen grammatica. De xylofoon die Simple Boy op gang trekt is zo’n heel eigen trekje. De frisse, ritmische accenten van The Caudal Lure verrassen evenzeer en de didgeridoo op Change is een eresaluut aan Karnivools heimat, al is de term rootsrock uiteraard niet van toepassing hier.

De internationale release van de ‘Sound Awake’ is niet onopgemerkt voorbij gegaan. Ook al laat de plaat vooral een band horen die het toppunt van zijn kunnen nog niet helemaal heeft bereikt, toch wurmt Karnivool er zich als grote speler mee in het “genre”. Nu nog wachten tot de band een genre voor zichzelf weet te creëren.


donderdag 8 april 2010

Zwarte magie

Jose James, 'Blackmagic', AB Box, Brussel, woensdag 24 maart 2010
Band intro
Code
Save Your Love For Me
Detroit Loveletter
Blackmagic
?
Love Conversation
Lay You Down
Warrior
Made For Love
Moaning

Na een inlooptijd van slechts een paar jaar is Jose James gepromoveerd van kroonprins tot koning van de vocale jazz. Of wat kunnen we anders besluiten na zijn recentste krachttoer in de Brusselse AB? Alsof hij zijn zopas verworven functie wilde vieren, pakte James de AB Box helemaal in. Jazeker, met een grote strik.

Afgaande op zijn nieuwste plaat 'Blackmagic' hadden we nochtans niet verwacht dat het zo'n vaart zou lopen. Debuut 'The Dreamer' was een album met één karakteristiek geluid: ultravlotte pianojazz met James' bariton als kers op de taart. Op 'Blackmagic' lijkt het eerder alsof James zichzelf heeft zitten klonen en aan elk van die klonen een ander genre toewees: van neosoul tot dubstep, maar met verrassend weinig jazz deze keer.

Over 'The Dreamer' werd met geen woord gerept in de AB. 'Blackmagic' kwam daarentegen bijna integraal aan bod, maar dan wel met de aloude, soepele groepsinteractie van het debuut, die bijna elk nummer een niveau of twee hoger wist te tillen.

Wie alleen de Jose James van 'Blackmagic' kende, kreeg dan ook een flinke portie jazz in de maag gesplitst. De flitsende intro van James' trio gaf dat meteen aan. Daarna verscheen James op het podium, begeleid door de zoete tonen van een Fender Rhodesklavier. Met Code deelde hij een eerste uppercut uit.

Het duurde niet lang voor de New Yorkse zanger zich aan zijn eerste improvisatie waagde. Zo beheerst als hij zijn lijnen zong, zo zong hij zichzelf in trance met virtuoze, repetitieve scats. Tijdens Save Your Love For Me bijvoorbeeld.

Jordana de Loveley stond de frontman bij, nu eens met backing vocals, dan weer als partner tijdens een duet. Met de mimiek van een operazangeres en de uitstraling van een fifties icoon, was ze een ideaal tegenwicht voor James' romantische machogedrag. Love Conversation had zijn naam dan ook niet gestolen. En ook James merkte dat op: "I saw some lovers getting close on that one."

Een stem als een tenorsax

Het respect vanuit de zaal bleek grenzeloos; voor James en de Loveley maar zeker ook voor de sympathieke driekoppige band, die geen steek liet vallen. De magie op hoogtepunt Warrior, vrij naar dubsteppionier Benga, zou er met een andere band waarschijnlijk niet geweest zijn.

Van latenightjazz tot instrumentale hiphop en van fenomenale drumsolo's en tegendraadse pianoakkoorden tot expressieve breaks en verrassende harmonische wendingen, op de bühne kwam 'Blackmagic' pas echt tot leven.

De als een tenorsax resonerende stem van Jose James blijft nog dagen naklinken ergens ter hoogte van de trommelvliezen. Een kwaaltje waarvoor we deze keer niet naar de dokter lopen. Voor zover wij weten staat de medische wereld wat het fenomeen betovering betreft nog altijd voor een raadsel.