donderdag 25 februari 2010

Apse - Climb-Up

Apse, het duistere postrockgezelschap dat in 2006 voor collectieve verstomming zorgde met zijn debuut ‘Spirit’, heeft een nieuwe plaat: ‘Climb Up’. De geest van ‘Spirit’ is echter gaan vliegen en vandaag blijkt Apse een andere band te zijn.

‘Spirit’ werd ooit beschreven als de nagel aan de doodskist van de postrock, omdat Apse erin slaagde de donkere aspecten uit het genre te lichten en de ballast voor dood achter te laten. Op de plaat spreidde de band bovendien één kenmerkende, unieke sound tentoon. Op ‘Climb Up’ blijft er van die verdiensten nog bitter weinig over.

De glimmende zwarte hoes was heel erg toepasselijk voor 'Spirit'. Ook uit de hoes van ‘Climb Up’ valt (helaas) veel af te leiden. Apse klimt uit zijn donkere universum, een hypothese die door de muziek helemaal wordt bekrachtigd.

Intern heeft Apse enkele grondige wijzigingen ondergaan de voorbije jaren. Bobby Toher is nog het enige overblijvende stichtende lid van de band. Hij zonderde zich samen met Michael Gundlach – ook te horen op ‘Spirit’ – maandenlang af op de stranden van Cape Cod, Massachusetts en vond er twee nieuwe muzikanten bij.

Uit lange schrijf- en improvisatiesessies kwam de muziek van ‘Climb Up’ tevoorschijn. Toher zette zelf de schaar in de opnames en kwam zo tot twaalf songs. Hier en daar zijn de sporen van dat knip- en plakwerk duidelijk hoorbaar. Neem nu The Age. Dat nummer gaat als een soort miniopera alle kanten op, maar gaat vooral tenonder aan een gebrek aan structuur.

Met opener Blown Doors vindt de band nochtans aansluiting bij ‘Spirit’. Tribale drums, overweldigende gitaren, spookachtige zang en sinistere regels als “This is your final morning” doen alleen maar het beste vermoeden. Maar in wat volgt, kronkelt en wentelt Apse’s sound dat het een lieve lust is.

Te veel walletjes

En toch valt Apse na vier nummers al in herhaling. De band wil te veel, maar heeft zelf te weinig in de aanbieding. In een koor tegen het einde van In Gold horen wij nog echo’s van de oude Apse, maar dergelijke opflakkeringen zijn eerder schaars.

Tropica is een langzaam rijzende, mislukte instrumental met een flauwe fade-out, Lie klinkt als een afdankertje van Radiohead en wanneer ook The Return de mist in gaat, zijn we helemaal zeker: Apse is het noorden kwijt.

Er zit onmiskenbaar potentieel in deze bezetting, maar de koerswijziging blijkt voor Apse te radicaal en de band moet dringend terug op de rails gezet worden. Apse zal met ‘Climb Up’ zonder twijfel een bepaald publiek kunnen aanboren, maar waarschijnlijk niet het publiek dat ooit naar de keel werd gegrepen door ‘Spirit’. Daarvoor eet de band te geforceerd van te veel walletjes.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/apse/climb-up

donderdag 18 februari 2010

These New Puritans - "This is a sound attack"

In 2009 was The Horrors de band die ten opzichte van zijn debuut de spectaculairste vorderingen maakte. Had hun eersteling nog te lijden onder onverschillige kritieken en de cartooneske verschijning van de bandleden, dan maakten The Horrors met 'Primary Colours' een geslaagd U-turn. Maar als je hoort wat het Britse These New Puritans realiseert op 'Hidden', dan verbleekt de evolutie van The Horrors tot een nietig voetnootje in de recente muziekgeschiedenis.

'Hidden' kan terecht rekenen op zeer lovende recensies en dat heeft alles te maken met de radicale verschuivingen qua sound, die de marktwaarde van de band fors de hoogte in jaagt. Voorganger 'Beat Pyramid' was een licht eigenzinning, zij het wat druk, debuut met een overvloed aan ideeën, die elkaar wel eens voor de voeten liepen. Met wat goede wil kon dat album nog gelabeled worden als punkfunk. Geen spoor daarvan op 'Hidden', dat zelfs onmogelijk te klasseren is.

Orkestrale motiefjes duiken her en der op. Drums, tegendraads bonkend als bommen, houden de nieuwe sound samen. Gitaren werden de mond gesnoerd en vervangen door hout- en koperblazers, vibrafoons en nerveuze synths. De repetitieve zanglijnen van 'Beat Pyramid' ruimden plaats voor meer uitgebalanceerde vocals en (kinder)koren en sabels die uit hun schedes worden getrokken voegen nog het macabere kantje toe dat van 'Hidden' helemaal een unieke luisterervaring maakt. In Fire-Power zegt de band het zelf: "This is a sound attack."

Voor wie toch liever afgaat op genres: ik hoor onder andere hiphop (in de ritmes) en vooral veel zogenaamde avant-prog (in de melodieën en de productie). Op zijn minst een ongewone, om niet te zeggen ongehoorde, combinatie! Er is dit jaar al een massa geweldige muziek verschenen, maar 'Hidden' blijkt toch wel de te kloppen plaat. Niet onmogelijk, wel onwaarschijnlijk.


zaterdag 13 februari 2010

Das Cabinet des Dr. Metheny

Pat Metheny, 'Orchestrion', Bozar, Brussel, dinsdag 9 februari 2010
Pat Metheny laveert al meer dan dertig jaar tussen traditionele en progressieve jazz. Het hoeft geen betoog dat hij de critici daarmee altijd fel heeft verdeeld. Met zijn nieuwe plaat 'Orchestrion' is dat zoals te verwachten niet anders. De interactie tussen muzikanten die zo essentieel is voor het improvisationele aspect van de jazz wordt immers tot een minimum beperkt doordat Metheny zich voor deze gelegenheid laat omringen door robotgestuurde instrumenten. Op papier dan toch. Want zowel op plaat als op het podium - op 9/2 in de Brusselse Bozar - klinkt 'Orchestrion' warm en echt.

Het was nochtans risky business. Er kan zoveel foutlopen. Als een van de cimbalen het bijvoorbeeld zou begeven, wat resteert er dan nog van een stevig bopritme? Maar Metheny kent zijn instrumentenkabinet blijkbaar door en door. En hij weet dat de solenoids, die de honderden sticks en hamertjes aandrijven, niet alleen uitstekend werk verrichten in elektronische garagepoorten en wasmachines, maar ook voor een aandachtige massa in een magistrale schouwburg als de Bozar.

Een andere voordeel is dat de plaat die Metheny met zijn 'orchestrion' opnam kan gerekend worden tot zijn beste werk van de voorbije twintig jaar.

'Orchestrion' is op muzikaal gebied vergelijkbaar met 'The Way Up' (2005), de laatste plaat die Metheny opnam met zijn Pat Metheny Group: alle delen vormen in principe één lange compositie met hypermelodieuze thema's en dito solo's, een nagenoeg perfecte balans tussen uptempo en ingetogen passages en een muzikaal vocabularium waarin nauwelijks taboewoorden bestaan.

Traditie en vernuft

Zo is titeltrack Orchestrion niet vies van Zappa-achtige synths (vgl. het nummer Inca Roads) en schakelt Metheny op Soul Search in Kenny Burrell-modus om in Spirit of the Air de bezwerende ritmes van Steve Reich naar zijn hand te zetten.

En wat te zeggen van het orchestrion zelf, gebaseerd op een concept dat dateert van voor de opmars van de radio en de grammofoonplaat? De revival van een oude traditie, waarbij soortgelijke installaties openbare plaatsen voorzagen van muziek, zonder muzikanten te moeten inhuren? Of juist een staaltje van hoogtechnologisch vernuft?

De waarheid ligt ergens tussenin. In die zin is het orchestrion een enorm symbool voor de filosofie van een muzikant die een rijke muzikale traditie altijd heeft gecombineerd met een tomeloze experimenteerdrift, zowel op muzikaal als op technologisch vlak.

Net magie

Het orchestrion heeft bovendien ook nog eens de aparte kwaliteit eruit te zien als een mysterieus curiosum. Een kunstwerk dat tot leven komt, kunnen we wel zeggen, dat terecht in de Bozar werd tentoongesteld, als was het maar voor een kleine twee uur.

Tijdens het concert zag ik met de regelmaat van de beat monden openvallen en zelf kan ik ook niet onschuldig pleiten. Als product van de jaren tachtig zijn film en televisie altijd doodnormale elementen van het dagelijkse leven geweest, maar ik kon me plots heel goed inleven in de ervaring van mensen die in vroege 20ste eeruw voor het eerst naar de films van Georges Méliès gingen kijken. Net magie.

Om iets na acht verscheen Metheny onder luid applaus op het podium. Dit publiek was niet gekomen om hem uit te jouwen, zoveel was duidelijk.Hij speelde solo enkele nummers uit zijn plaat met Brad Mehldau en zorgde voor een vroeg hoogtepunt met Unity Village, een van zijn vroegste en allerbeste nummers.

Daarna werd het orchestrion onthuld en speelde Metheny vooral werk uit zijn nieuwe album. Nog altijd solo, 't is te zeggen, zonder begeleidingsband, maar wel bijgestaan door honderden automatische cimbalen, belletjes, een vibrafoon, een marimba, een piano, getunede flessen, noem maar op. En het klonk fantastisch.

Taking a chance

"Thanks for taking a chance on this gig," begon de sympathieke gitarist zijn praatje na het eerste deel van de show. "You probably had no idea what you were getting into. And me too, I had no idea what I was getting into. Everybody thought I'd pretty much lost it this time." Met de nadruk op 'dacht'. Metheny ging verder met een soort masterclass met improvisaties om te laten zien hoe de mechaniek precies in elkaar zit.

Heel interessant, dat wel, maar ik had liever meer van zijn schitterende gecomponeerde muziek gehoord, bewerkt voor orchestrion. Metheny kan daarvoor immers putten uit tientallen ijzersterke platen. Afsluiten voor de bisronde deed hij wel met de snelle nineties dance van Stranger in Town, een nummer dat de wervelende kracht van zijn autorkest nog eens in de verf zette.

Ook op zijn 55ste blijft Metheny dus nog grenzen verleggen. Je leest het in elke recensie: "love him or hate him". En 'Orchestrion' zal daar niets aan veranderen. Eerder het tegendeel is waar. Maar voor die groep die hem een genie vindt, is Metheny nog altijd uitstekend en gedurfd bezig.


Four Tet - There Is Love in You

Al sinds zijn debuut ‘Dialogue’ (1999) is Kieran Hebden, beter bekend als Four Tet, zowat de beste in zijn categorie. Niet onlogisch, als je weet dat hij in de kleurrijke wereld van de elektronica een categorie voor zichzelf heeft uitgebouwd. ‘There Is Love In You’ zet die eenzame hoogte nog eens extra in de verf.

Deze plaat is de opvolger van het in 2005 verschenen ‘Everything Ecstatic’. In tussentijd heeft Hebden echter niet stilgezeten. Bijna vijf jaar lang heeft hij zitten experimenteren met freejazzicoon Steve Reid, een samenwerking die ongetwijfeld nog een vervolg krijgt. In 2008 releasete Four Tet nog wel de EP ‘Ringer’, die een voorbode zou zijn voor ‘There Is Love In You’.

Onlangs vertrouwde Hebden aan OOR toe dat Reid hem “veel heeft bijgebracht over ritmes, composities, en structuur” de voorbije jaren. Hij gooide zijn op hiphop geïnspireerde beats even overboord en kwam, mede door zijn dj-sets in een Londense club, uit bij onomwonden, eigenzinnige danceritmes.

Een klinische oefening in clubmuziek werd ‘There Is Love In You’ uiteraard niet. Verre van zelfs. De acht tracks – de ultrakorte hartslagsample Pablo’s Heart even buiten beschouwing gelaten – ademen de warmte die Four Tet ooit zelf in de elektronische muziek introduceerde. Verwacht geen versplinterende breakbeats. Hoop niet op een stortvloed aan beeps en glitches. Four Tets nieuwste is opgetrokken uit zorgvuldig geweven texturen.

Werd zijn vorige soloplaat terecht ‘Everything Ecstatic’ gedoopt, dan had deze even goed – naar een nummer van Radiohead – ‘Everything In Its Right Place’ kunnen heten. ‘There Is Love In You’ is dan ook als een licht abstract kunstwerk met weldoordachte penseelstreken. De ritmes staan vast, maar de inkleuring ervan verrast keer op keer...

... en van meet af aan. Angel Echoes opent de plaat sober met basdrum, cimbalen en overlappende voiceloops. Onder die basis broeit een fragiele jazzmelodie die zo uit de koker van Lars Horntveth (Jaga Jazzist) had kunnen komen.

Filmisch en subtiel

Love Cry slaat een heel andere weg in. Platenruis doet de spanning stijgen om daarna een exotische beat, die zelfs de meest fervente muzikale apathicus in beweging zou krijgen, te laten ontsnappen. Het ritme wordt gedeconstrueerd, zwelt vervolgens opnieuw aan en rolt zo de rode loper uit voor de bevallige stem die de woorden “Love Cry” als een soort mantra ter harte neemt.

Circling en This Unfolds zijn dan weer geïnspireerd op de kosmische muziek van de Duitse school (Cluster, Klaus Schulze, Tangerine Dream,…). Maar puur derivatief zijn die stukken natuurlijk niet. Four Tet zorgt voor een hedendaagse hallucinogene dynamiek, die goed in het oor ligt en ondanks de talloze lagen toch geen kakofonische brei wordt.

Sing is met zijn opvallende achtbitmelodie, zijn xylofoonaccenten en zijn beukende acidjazzvaart het centrale hoogtepunt van de plaat. Maar hoe dan ook is ‘There Is Love In You’ een plaat van een vrij constante kwaliteit, filmisch van opbouw en volgepakt met subtiele wendingen. Kortom, een gedroomde comeback en een onvervalste voorjaarsklassieker.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/four-tet/there-is-love-in-you

Motorpsycho - Heavy Metal Fruit

Motorpsycho goes Spinal Tap, zou je bijna denken bij de titel ‘Heavy Metal Fruit’. En hoewel de Noren niet zo ver gaan, staat ‘Heavy Metal Fruit’ toch wel bol van de rockclichés. Motorpsycho – hoe kan het ook anders? – laat ze echter smelten, buigt ze om, slikt ze in en spuugt ze uit tot er iets heel unieks uit voort komt: een psychedelisch avontuur dat alleen maar door Motorpsycho geschreven kan zijn.

Het is dus zeker niet allemaal heavy metal wat de klok slaat. Rijk aan bonte kleuren, dat is ‘Heavy Metal Fruit’ zeker ook. Al zijn we natuurlijk niets anders gewoon van Motorpsycho.

Geen enkel rockgenre heeft het eigenzinnige trio ongemoeid gelaten. Het ging er de voorbije jaren vaak snoeihard aan toe, en met ‘Let Them Eat Cake’ en ‘Phanerothyme’ maakte de band zelfs geslaagde uitstapjes naar barokke popmuziek.

De carrièrewendingen zijn telkens weer verrassend. Zo werd het dubbelalbum ‘Black Hole/Black Canvas’ (2006) gevolgd door een tournee waarin de relatief korte albumtracks werden uitgesponnen tot geestesverruimende kwartieren.

Vier jaar en twee albums later neigt Motorpsycho nog steeds naar die epische aanpak. En met ‘Heavy Metal Fruit’ bereikt de band daarin nu een voorlopig hoogtepunt.

‘Heavy Metal Fruit’ is qua vorm een plaat zoals er in de jaren zeventig vele werden gemaakt: een dubbelalbum met meerledige composities in plaats van songs, met waanzinnige titels als X-3 (Knuckleheads In Space) en met een hoes als een scène uit een bad trip. Sinds enkele jaren kan dat allemaal weer.

Met Starhammer slaat Motorpsycho meteen hard toe. Wie denkt naar een metalplaat te luisteren, wordt nog even aan het lijntje gehouden door de ijzingwekkende aanvangsriff. Maar het duurt niet lang voor het nummer muteert tot een dreigende improvisatie. Het met stemorgieën doorspekte X-3 (Knuckleheads In Space) / The Getaway Special drijft het ritme weer op.

B.L.A.C.K. S.A.B.B.A.T.H.

Hechte zangharmonieën (“Round and round and round we go / always slightly faster”) zijn ook te vinden op het duizelingwekkende The Bomb-Proof Roll And Beyond. Een lawaaiuitbarsting kapt het nummer in tweeën, maar uiteindelijk triomfeert de schoonheid van de stemmen. De overgang naar het sobere rustpunt Close Your Eyes voelt dan ook erg natuurlijk aan.

W.B.A.T. begint met minder aangenaam gitaargefriemel, dat we snel vergeten wanneer gitarist Hans Magnus Ryan een Black Sabbath-achtige riff inzet en Bent Saethers stem striemt als die van Ozzy Osbourne. Het hele nummer is de ultieme synthese van al wat Black Sabbath was in zijn hoogdagen. Zou het trouwens kunnen dat de schrijfwijze van de titel verwijst naar Sabbath-song N.I.B.?

Het plaatje wordt helemaal compleet met het vierdelige, twintig minuten durende Gullible’s Travels, waarvan de coda ‘Heavy Metal Fruit’ een monumentaal einde bezorgt.

Geef de plaat wat tijd, laat ze openbloeien en raak verblind door de vele kleuren. Want het begin is even memorabel als het einde. En alles daartussen eigenlijk ook.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/motorpsycho/heavy-metal-fruit

Delphic - Acolyte

In de oudheid voorspelde het orakel van Delphi, omgeven door de magische dampen der aarde, het lot van zijn bezoekers. Het orakel van de BBC houdt het dezer dagen bescheidener, maar voorspelde wel dat Delphic één van dé revelaties van 2010 zou zijn. Het potentieel dat aan het trio uit Manchester wordt toegedicht, is aan ons evenmin ongemerkt voorbijgegaan. Met ‘Acolyte’ levert Delphic een meer dan degelijk debuut af.

De persaandacht die Delphics eersteling al kreeg aan zowel Vlaamse als Waalse zijde is niet gering. Het is een zeldzame gebeurtenis dat de neuzen van de muziekcritici zo manifest in dezelfde richting wijzen. Maar het album werd overal voorzichtig lovend onthaald en dat is een houding waaraan ook wij graag onze steun verlenen. ‘Acolyte’ kan namelijk bogen op een aantal hoogst dansbare topsongs.

Een consistente kwaliteit is echter een ander verhaal. De titel ‘Acolyte’ kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden: als “nieuweling” – en dat is Delphic onmiskenbaar en zelfs met verve – maar ook als “volgeling”. Hun muziek beschrijven zonder vergelijkingen met vermeende voorbeelden lijkt dan ook een onmogelijke opdracht. Referenties aan stadsgenoten New Order zijn nooit ver weg.

Maar er is veel meer aan de hand. Zowel de hedendaagse indie als de vroege techno en dance zijn immers goed vertegenwoordigd in Delphics sound. Probeer daar maar eens een etiket op te kleven. Dat is even onmogelijk als zinloos. De open blik waarmee het kunstige drietal zijn laptops te lijf gaat om muziek te creëren is op zijn minst bewonderenswaardig.

Wat er uiteindelijk uit de bus kwam, kan bezwaarlijk worden afgedaan als digitaal knip- en plakwerk. Het merendeel van de melodieën, vlekkeloos gezongen door James Cook, nestelt zich in je oren als een doorgewinterde teek. Maar in plaats van je leeg te zuigen, zijn de songs net van die aard dat ze je opzadelen met positieve gevoelens als gelukzaligheid of lichte melancholie.

Beloftevol, niet foutloos

Doubt is het meest catchy nummer en werd dan ook terecht gekozen als single. Dat ook het wat langdradige Counterpoints een single is geweest, is dan weer moeilijker te verantwoorden. Maar goed, zeven nummers lang doet Delphic het zonder meer uitstekend.

De brede synthtapijten van This Momentary, de weerspannige gitaarsolo in Halcyon, de uitgesponnen rave van het titelnummer,… aan hoogtepunten geen gebrek. Submission lijkt zelfs een keurig opgepoetst archiefstukje van Tears For Fears en dat is eerder een compliment dan een vingerwijzing.

De drie laatste nummers – Counterpoint, het overbodige Ephemera en Remain – halen spijtig genoeg niet meer hetzelfde hoge niveau. Toch heeft Delphic op ‘Acolyte’ gepresteerd wat een debutant hoort te doen: opvallen en het gespreksonderwerp van de dag zijn. De belofte ten volle waarmaken komt later wel.

Eerder verschenen op: http://www.damusic.be/cd/delphic/acolyte