donderdag 18 maart 2010

Men Among Animals - Run Ego

Men Among Animals is een prettig gestoord kwintet uit Denemarken. Dergelijke groepen – denk ook aan Bonaparte – zijn vaak beruchter vanwege hun knotsgekke optredens dan omwille van hun albums en dat is bij Men Among Animals niet anders. Bij ‘Run Ego’ heb je dan ook het gevoel dat er ergens in de verte een feestje aan de gang is, maar op plaat slaat de vonk nergens over.

Wat meteen opvalt is nochtans de eigenzinnige sound van het Deense gezelschap. Helaas zijn de songs niet van hetzelfde niveau. Na het futuristische lawaai van Ceremonial Seating, barst Menth Reloaded in alle hevigheid los met drums en koebellen. De song weet echter de val van het repetitieve niet te ontwijken en al snel wordt onze aandacht door interessantere dingen afgeleid.

Het aan XTC refererende Sunset And Titan, een meezinger met verfrissende gitaren, is nog wel genietbaar. Het door synthpop gedomineerde White raakt daarentegen moeilijker van de grond en wordt nodeloos lang gerokken. Een pluim verdient de band dan weer voor de variatie die ze in de songs leggen.

Akkoord, pareltjes van songs zijn hier niet te vinden, maar de band vat zijn type van komische rock wel verrassend breed op. Zo had Menth Reloaded uit de pen van Future Of The Left kunnen komen en de gesofisticeerde koortjes uit de koker van het geniale duo Sparks.

Maar het eigenzinnige geluid en alle songvariatie ten spijt, bevat ‘Run Ego’ gewoonweg te weinig memorabele hooks om te kunnen boeien. En aangezien Men Among Animals zich toelegt op een soort van popmuziek dat feestneuzen wil verenigen zijn zulke wendingen veel meer dan zomaar een aardig extraatje.

Op het moment dat de band zich wel waagt aan een iets avontuurlijker parcours, krijg je daar meteen een licht oncomfortabel gevoel bij. Neem nu Gavrilov, een akoestische ballade die zonder aanleiding tot uitbarsting komt en daarna opnieuw geforceerd van koers wijzigt.

De katholieke manier (om met kinderen om te gaan)

The Coast is in hetzelfde bedje ziek. Minutenlang valt er zo goed als niets te beleven en toch neemt het nummer dan een spannende bocht waarna de benzine alweer blijktop te zijn.
Hoewel ook Catholic Way muzikaal gezien niet echt aanspreekt, is het wel een lichtvoetige aanklacht op de praktijken van pedofiele priesters en de goddelijke hand die hen boven het hoofd wordt gehouden. Actueel, dat is het nummer dus wel, maar door de magere muzikale omkadering vrezen wij toch dat Men Among Animals vooral tegen het koor staat te preken.

Als de band dan tegen het einde van de plaat al rondhuppelend “This is paradise” begint te scanderen over een gitaarrifje waarvan er met gemak dertien in een dozijn gaan, is het helemaal afgelopen met ons geduld.

Het titelnummer is nog een serene Roger Watersachtige slothymne, die de bloedarmoede van het album echter niet kan doen vergeten. En daarmee bewijst Men Among Animals als geen ander dat zot zijn wel degelijk zeer kan doen.

Polar Bear - Peepers

Een band bestaat uit een aantal muzikanten en een drummer. Het is een klassieke grap in het rockmilieu, maar voor jazz gaat die vlieger niet op. Topdrummers als Tony Williams en Jack DeJohnette bewezen het al in het verleden en Sebastian Rochford van Polar Bear bewijst het opnieuw met ‘Peepers’, ongetwijfeld een van de meest groovy jazzstatements van het jaar.

Je zou het hem nochtans niet aangeven. Rochford lijkt de stilte zelve. Op het podium neemt hij de gedaante van een octopus aan. Zijn armen gaan alle kanten op en spelen met het grootste gemak de meest ongewone grooves, maar zijn gezicht geeft geen krimp. En precies vanonder het indrukwekkende kapsel van deze man komen de meest simpele, geniale jazzthema’s.

Happy For You is meteen een schot in de roos. Een hobbelende beat, een krakende gitaar en twee tenorsaxen zorgen voor een unieke sound. Maar het is even wennen aan het vuile geluid van de band. Fans van afgelikte, gepolijste jazz mogen de zaal nu verlaten. Maar misschien raken ze net voor de uitgang nog wel bedwelmd door de sterke melodieën en het verbazingwekkende interplay van het Britse kwintet.

Acoustic Ladyland naar de kroon

Hetzelfde gevoel bekroop je trouwens bij 'Living With A Tiger', de laatste plaat van Acoustic Ladyland. Dat is een andere band van Rochford en Polar Bear-saxman Pete Warham. Beide bands overtuigden zowel jazz- als rockcritici en ‘Peepers’ is het zoveelste spoor van de briljantie van Rochford, Warham en co.

Maar terwijl Acoustic Ladyland hard en snel tekeer gaat, legt Polar Bear nog meer nadruk op textuur, bijvoorbeeld op A New Morning Will Come, gedreven door een hiphopbeat, en op The Love Didn’t Go Anywhere, een compositie die uitblinkt door zijn filmische zeggingskracht. Hissende cimbalen en een bloeimooi thema, meer is er niet nodig om de bittere tragiek uit de titel op te roepen.

Op het onomatopeïsche Bap Bap Bap laat Polar Bear zich van zijn meest funky kant horen. Net als op het titelnummer, dat echter ook avontuurlijke uitstapjes maakt naar soul en de losgeslagen uithalen van de freejazz. Met de ultrakorte, vormeloze improvisaties Bump en Scream begeeft de bende zich zelfs op het territorium van avant-guru John Zorn.

Op zicht hebben de stukjes niet veel te betekenen, maar ze plaveien wel meesterlijk de weg voor Hope Every Day Is A Happy New Year, dat vergeven van de laptopeffecten, kraakt en piept over de hortende ritmes van Rochford. Voor de laptop is trouwens ook een hoofdrol weggelegd in Drunken Pharoah – een knipoogje naar Pharoah Sanders? – dat wiegt en klettert als een kombuis bij stormweer.

We geven niet zoveel om het trage stemmenexperiment dat Finding Your Feet is, maar met All Here heeft Polar Bear het wel weer bij het rechte eind. Enkele verwaarloosbare barstjes buiten beschouwing gelaten, is ‘Peepers’ een machtige ijsschots van een plaat.


woensdag 10 maart 2010

Pantha Du Prince - Black Noise

Een idyllisch olieverfschilderijtje als dat op de cover van ‘Black Noise’ zouden we op elke rommelmarkt straal negeren, maar niet als er Pantha Du Prince op geblokletterd staat. Het derde album van de Duitse elektronicus is een dompelbad van uiterst bedwelmende minimal techno. ‘Black Noise’ houdt ons zeventig minuten lang kopje onder en dat vinden we niet eens erg.

Minimal techno, deep house, dark ambient of hoe je het ook wil noemen, het hoeft geen reden te zijn om Pantha Du Prince op voorhand af te schrijven. Hendrik Weber, de man die achter deze alias schuilgaat, zorgt er immers voor dat zijn brouwsels ook de modale luisteraar kunnen bekoren. Hoe? Met een stevige, zij het wat dompige beat, verrassende samples (zoals de kerkklokken in Stick To My Side) en met een verhaallijn die het abstracte niet schuwt maar ook niet verheerlijkt.

Het zal niemand verbazen dat ‘Black Noise’ geen dansplaat pur sang is, maar moeilijk is ze evenmin. Het is een subtiel werkstuk dat baat heeft bij meerdere luisterbeurten, maar al bij al licht verteerbaar is. We zien het tafereel zo voor ons: de muziek die weergalmt over het Zwitserse meertje van Schuttwald Atzmännig, waar de plaat werd opgenomen. Banaal? Ja, maar evenzeer overweldigend. Net als de locatie zelf.

Op Stick To My Side krijgt Pantha Du Prince deskundige hulp van Panda Bear (aka Noah Lennox van Animal Collective). Vormelijk, qua sfeer en kwalitatief is dat er aan te horen ook. En wij maar denken dat panda’s enkele jaren geleden met betrekking tot copuleren een zerotolerantie hadden afgekondigd. Niet dus.

Het nummer werkt desoriënterend, want na de instrumentale pracht van de eerste drie nummers is er voor het eerst een stem te horen. En wat voor een. Er wordt inderdaad uit het Animal Collectivevaatje getapt, maar daar hebben we geen problemen mee zolang het dit soort songs oplevert.

Sneeuw in het Boheemse woud

Ook Lay In A Shimmer, het eerste nummer, brengt je van de wijs met een bas die na enkele seconden zo dreigend wordt dat de luchtdruk plots angstvallig lijkt te dalen. Abglanz zet de verwondering verder op de tonen van wat klinkt als een sitar, houtblokken en steel drums.

Webers instrumenten zijn namelijk "prepared instruments", die stammen uit een experimentele traditie volgens dewelke bestaande instrumenten naar haar hand gezet worden. Pantha Du Prince doet dat met verve, bijvoorbeeld op het virtuoze Bohemian Forest, maar ook op het intense Es Schneit, een vrije vertaling van het nummer Hilary van The Durutti Column uit 1985.

‘Black Noise’ verraadt ook invloeden van onze eigenste Wim Mertens en moderne componisten als Arvo Pärt. Maar Pantha Du Prince houwt er zijn persoonlijke berglandschap mee uit. Een landschap dat blijkbaar regelmatig overspoeld wordt door een lawine van uitstekende luistertechno.

The Kissaway Trail - Sleep Mountain

Twee jaar na het onder luid gejuich ontvangen titelloze debuut, staat The Kissaway Trail er weer met ‘Sleep Mountain’. Het Deense vijftal slaagt erin de tomeloze ambities van het debuut te sublimeren en manifesteert zich zo als een van de toppaarden uit de Bella Union-stal.

De kerkklokken van SPD luiden het album in. De drums twijfelen tussen roffelen en beuken en de stem laveert tussen warm en ietwat genepen. Akoestische en elektrische gitaren vormen intussen een krachtige blend. De song valt tot twee keer toe stil, alvorens in alle pracht weer los te barsten.

Painter biedt een schitterend vervolg, dat half zo snel is, maar eens zo intens. Het eerdere instrumentarium lijkt bij het huisvuil gezet en ingeruild voor een orgel, een huilende viool en een troostende banjo. Het meerledige New Year grijpt dan weer naar de keel met het epische mannenkoor dat over de minimalistische basis heen zweeft.

En alsof dat alles nog niet ver genoeg gaat, wordt Don’t Wake Up gedomineerd door een accordeon, terwijl voor Friendly Fires zelfs de mellotron nog eens vanonder het stof wordt gehaald. Zoveel variatie en ambitie verdient een rustpunt, en dat komt er met een korte Prelude.

Van Philadelphia naar Odense

Het adembenemende Beat Your Heartbeat zet het tweede deel van de plaat in, waarin vooral de Neil Young-cover Philadelphia uitblinkt. The Kissaway Trail is geknipt voor de job en door het lichte effect op de vocals lijkt Young himself door deze schitterende interpretatie van zijn “latter day classic” te spoken.

Iets lichtvoetiger wordt het met New Lipstick. En in Whirr Or Wings klinkt de stem misschien wat geforceerd, maar de gitaarlijnen behoren tot de meest begeesterende van de plaat.

Enemy zorgt dan weer voor de zoveelste verrassing met zijn gracieuze staccato-symfonie voor gitaar, viool en synth. En als kers op de taart levert The Kissaway Trail met het hymnische Three Million Hour, zelfs een nagenoeg perfect einde af.

Een kleine anderhalve eeuw na de dood van Hans Christian Andersen, heeft de Deense stad Odense er een nieuwe parel bij, en die luistert naar de naam The Kissaway Trail. ‘Sleep Mountain’ een hedendaags sprookje? Zeker weten!