zondag 25 oktober 2009

Mew - Repeaterbearer (video)



De video voor Wicked Game van Chris Isaak moet zowat de vroegste clip zijn die ik ooit zag, ergens tussen mijn derde en vierde levensjaar. Nog altijd een indrukwekkend werk en een uniek tijdsdocument trouwens, want op de overgang van eighties naar nineties waren clips in zwart-wit erg in de mode. Een trend waarop Queen overigens handig inspeelde voor de video's van 'Innuendo' om de AIDS-symptomen van Mercury te verdoezelen.

In diezelfde periode liet ook het onaards ronde hoofd van Sinead O'Conner in de video van Nothing Compares to You een diepe indruk na. Toch hebben muziekvideo's me nooit veel gedaan, een occasionele topper als Music Sounds Better With You van Stardust (een video over muziekvideo's!) buiten beschouwing gelaten. En ik vergeet er ongetwijfeld nog een paar.

Festen op clipformaat

Televisie is al enkele jaren geen dagelijkse behoefte meer en ik ben dus weinig vertrouwd met de clips van vandaag. Maar vreemd genoeg móest ik de clip van Repeaterbearer van Mew zien. Iets wat ik ondertussen al een vijftal keren heb overgedaan. Het is dan ook een verfrissend meesterwerk, waarvan ik de maker voorlopig nog niet op het spoor ben. Samen met het statige Deens zorgen de onvaste beelden en de herfstige kleuren voor een akelig 'Festen'-sfeertje. De muziek zelf associeerden we eerst met de wel erg kleurrijke hoes van 'No More Stories', maar in deze video komt juist Mews allerdonkerste kant naar boven. Ik ga hem alvast nog eens bekijken...

vrijdag 23 oktober 2009

daMusic

Beste blogbezoeker,

Op deze bescheiden bijdrage aan de blogosfeer vindt u (onder meer) heel wat recensies (en later ongetwijfeld ook wel interviews) van mijn hand die eerder reeds verschenen op www.damusic.be, een toonaangevende muziekwebsite die zichzelf zeer correct 'een online muziekmagazine, voor en door jonge geesten met een passie voor muziek, journalistiek en alles wat daarmee te maken heeft' noemt.

Ik ben daMusic-redacteur sinds februari en heb me voorlopig vooral toegelegd op experimentele/eclectische/progressieve rock en gekartelde/mentaal gestoorde/verwrongen pop. Bij daMusic ben ik er dan ook maar één uit een batterij onbaatzuchtige recensenten, die er wonderwel in slaagt de vinger aan de (pop)pols te houden.

Voor wie niet met daMusic vertrouwd is: u wordt er getrakteerd op een copieus aanbod aan interviews, nieuwsberichten, concerttips, album- en liverecensies, opiniestukken en achtergrondverhalen. Dit à volonté voor de zeer schappelijke, democratische en vooral ronde prijs van exact, op de kop, nee, niet gelogen, nul euro.

Recent verschenen: recensies van Das Pop, Flaming Lips, The Noisettes, Ojos De Brujo, Mew, Alice In Chains, NOFX, Editors, The Black Crowes, Basement Jaxx, J. Tillman, Porcupine Tree, Jay Reatard, Atlas Sound, Squarepusher, Yo La Tengo, Girls, The XX, Muse, Yacht en Health. Doet deze fantasmagorische selectie u niet kirren van plezier? Waarom bent u dan in godsnaam nog hier?

Tot zover dit reclameblok.

Fabian

dinsdag 20 oktober 2009

Porcupine Tree - Van gestolen harten en ontwrichte ruggenwervels (PT@AB)

Porcupine Tree, AB Brussel, 14 oktober 2009

Porcupine Tree en Robert Fripp, stichter van King Crimson en peetvader van de prog, op één affiche. Het is al vaker voorgevallen, maar nog nooit eerder in de Brusselse AB. Wie erbij was, kon alleen maar besluiten dat niemand meer dan Porcupine Tree aanspraak maakt op de titel van hedendaagse King Crimson. In een notendop: grensverleggend, scherp, visionair. Dat is de tijdloze indruk van een niet geheel foutloos totaalspektakel.

Als support act stond Robert Fripp een beetje in de schaduw van de muziek die hij zelf heeft groot gemaakt. Hoewel het ontzag vanuit de zaal duidelijk voelbaar was, hadden Fripps golvende soundscapes vooral het effect van een wiegeliedje. Los van de mening dat niemand een genie als hem moet onderbreken, konden wij de man die luidkeels om King Crimson schreeuwde niet helemaal ongelijk geven.

Was Fripps bijdrage een slaapmiddel, dan was Porcupine Tree een wekker van het soort dat je ogen en oren meteen wijd openspert. De snoeiharde openingsakkoorden van de nagelnieuwe suite ‘The Incident’ – de nieuwe cd die integraal het eerste deel van de show uitmaakte – waren zelfs ronduit angstaanjagend.

Tijdens de volgende vijfenvijftig minuten knepen we onszelf meer dan eens in de wang. Maar die opeenvolging van hoogtepunten was wel degelijk echt. Voorman Steven Wilson het autobiografische epos Time Flies zien inzetten, alleen in de schijnwerper, veroorzaakte een anders zeldzame siddering over onze rug. Net als de meeste andere deeltjes van ‘The Incident’ werd Time Flies – in akelig perfecte synchronisatie – begeleid door bedwelmende beelden.

Klassieker in wording

Porcupine Tree week weinig af van de studioversies, wat in hun geval bezwaarlijk een punt van kritiek kan zijn. De uitgebalanceerde afwisseling tussen minutieus georchestreerde pop en eigenzinnige doemrock bleek op zichzelf al meer dan bloedstollend genoeg. Na het eerste deel meenden we dan ook getuige te zijn geweest van een goddelijke openbaring: ‘The Incident’ is een klassieker in wording.

Tijdens het tweede deel hielden Wilson en de zijnen een verrassende lezing uit vroeger werk, waarbij vooral de afgestofte insiderhit Stars Die in de smaak viel. Remember Me Lover liet daarentegen de Porcupine Tree van de toekomst horen. Dat Strip The Soul het zonder climax moest stellen, was even moeilijk te vergeven. Maar de ongekend gedreven versie van het afsluitende lijflied Trains duwde die smet snel de vergetelheid in.

Akkoord, een technische storing ontsierde het eerste deel en de band speelde misschien één fout te veel. Maar dat deerde niet, want elke kleine misser werd met een verhoogde dosis bezieling gecounterd. Her en der in de zaal werden ruggenwervels ontwricht en harten gestolen. Net als in de hoogdagen van King Crimson. In de AB werd de fakkel voorgoed doorgegeven.

Eerder verschenen op http://www.damusic.be/live/porcupine-tree/van-gestolen-harten-en-ontwrichte-ruggenwervels

Mew - No More Stories

Met een haast kinderlijke rusteloosheid telden we maandenlang de dagen af tot de release van Mews ‘No More Stories’, een beetje zoals we vroeger deden in de aanloop naar Pasen. En om die vergelijking compleet te maken, koos Mew voor een cover met een gevleugeld paasei. Een teken aan de wand, zo blijkt, want ‘No More Stories’ moet niet onderdoen voor de grandeur van die klokken van Rome.

Na het vertrek van bassist Johan Wohlert zijn ze bij Mew officieel nog maar met drie. Toch slaagt de Deense band erin om zichzelf, met behulp van een batterij gastmuzikanten, te overtreffen. Zoiets leek bij de release van het uitstekende ‘And The Glass Hand Kites’ in 2005 nochtans ondenkbaar. Maar terwijl die plaat van vele walletjes tegelijk at, vertoont ‘No More Stories’ een meer rechtlijnige aanpak, waardoor het muzikale verhaal als geheel een minder grillig parcours aflegt.

Door de nog prominentere aanwezigheid van synthesizers is Mews sound bovendien een tikkeltje romiger, maar zeker niet flauwer geworden. Integendeel zelfs. De dromerige en spacy pop waarvan de band zijn handelsmerk maakte, wordt er alleen maar krachtiger door. En ook de hemelse vocalen van Jonas Bjerre weerkaatsten nooit eerder tegen een pakkender decor.

‘No More Stories’ mag zich overigens de trotse vader noemen van Cartoons And Macramé Wounds, Mews mooiste vocale bravourestukje tot nog toe. De meervoudige zanglijnen van Bjerre en een vierkoppig vrouwenkoor zijn zo sierlijk verweven dat je tekstregels hoort die er wonderlijk genoeg niet zijn. Het is een soort magie waarvan wij week worden vanbinnen.

Cartoons And Macramé Wounds, nummer zeven op de plaat, lijkt bovendien het hoogtepunt van een songcyclus die begint bij openingsnummer New Terrain. Met de korte intro Hawaii Dream - waarvan de volledige tekst als albumtitel dienst doet - begint de volgende reeks van zeven nummers. Bovendien is het vijfde nummer van elke cyclus bij wijze van intermezzo een titelloze (quasi-)instrumental en is het afsluitende Reprise een symfonische miniversie van Silas The Magic Car.

Tegendraads, exotisch, poëtisch

Dat Mew iets afweet van albums maken, is al lang geen geheim meer. Maar de tweeledige structuur van ‘No More Stories’ is zonder overdrijven onovertroffen. Is het Mews persoonlijke knipoog naar de grote albumkunst van de jaren zeventig? Goed mogelijk, want ook ‘And The Glass Hand Kites’ was een erg verzorgde en coherente plaat. En ook puur muzikaal graaft de band trouwens in het verleden, naar zowat alles tussen prog en indierock.

Ach, wat valt er veel goeds te zeggen over ‘No More Stories’, over de tegendraadse ritmes van Introducing Palace Players, over de in indiepop gegoten jeugdherinneringen in Beach, over de exotische percussie in Hawaii, over de donkere ondertonen van de jaren tachtig in Tricks Of The Trade en over de poëtische, in het dagelijkse leven gewortelde teksten. Wat ons betreft, hoeft er vandaag inderdaad geen ander verhaal meer verteld te worden.

Eerder verschenen op http://www.damusic.be/cd/mew/no-more-stories-are-told-today-im-sorry-they-washed-away-no-more-stories-the-world-is-grey-im

Times New Viking - Born Again Revisited

De vierde cd van Times New Viking, ‘Born Again Revisited’, wordt gepromoot als “15 new pop songs from Ohio”. Eens mens zou voor minder nieuwsgierig worden. Maar zoals zo vaak zijn de kleine lettertjes minstens even belangrijk. De zogenaamde popnummers worden immers bedekt door een dikke laag noise. De modale popfanaat wordt dus flink op de proef gesteld. Maar vindt hij uiteindelijk ook schatten onder het stof?

Laten we maar meteen een mythe de wereld uit helpen: de muziek die noisebands maken, is niet per definitie lelijk en ondoorgrondelijk. Choqueren is misschien een doel, maar lang niet het voornaamste. Een zo eerlijk mogelijke song opgenomen zonder trukendoos, dát is waar het om draait. ‘Born Again Revisited’ mag op dat vlak gerust prototypisch genoemd worden.

Times New Viking heeft lak aan conventies en zegt al eens graag “fuck”, maar heeft ook respect voor zijn helden. Zo doet de plaat denken aan Sonic Youths eersteling ‘Confusion Is Sex’, die qua geluid in niets te vergelijken valt met de gepolijste platen die de noisepioniers vandaag op de mensheid loslaten. Misschien is de spellingfout in de titel van Something Moore ook wel een verhuld eerbetoon aan Youth-zanger Thurston Moore.

Do It Yourself

(No) Sympathy werd dan weer expliciet opgedragen aan hardcore-icoon Henry Rollins. Het is trouwens in de punk en de Britse DIY-school van de late jaren zeventig dat de band zijn inspiratie zoekt. En ook het werk van Guided By Voices, Pavement en The Beatles werd grondig bestudeerd.

Een one trick pony is Times New Viking dus niet. De afwisseling in zangpartijen, songstructuur en instrumentarium maakt de plaat best draaglijk. In een wereld die noise als mainstream genre omarmt, zouden songs als Move To California, Those Days en opener Martin Luther King Day zelfs moeiteloos aanspraak maken op de top van de hitlijst.

Spijtig genoeg telt ‘Born Again Revisited’ ook meer dan één al te irritante song, zoals het afsluitende niemendalletje Take The Piss. En ook het bruuske verschil in geluidskwaliteit tussen Martin Luther King Day en I Smell Bubblegum blijft halverwege de keel steken. Terwijl die eerste song nog een perfect evenwicht vindt tussen een sterke melodie en een fikse lading ruis, is het tweede nummer het spoor bijster. Maar natuurlijk, wat kan het een noiseband ook schelen?

Ons kan het echter wel iets schelen. ‘Born Again Revisited’ is een verdienstelijke, maar erg wisselvallige plaat. Dat de band het album opnam op VHS-tape moet dan weer zowat een van de meest grandioze experimenten uit de recente rockgeschiedenis zijn. En het lijkt ineens ook Times New Vikings les in “open mindedness”: VHS is minder scherp dan dvd, maar de film is in wezen dezelfde.

Eerder verschenen op http://www.damusic.be/cd/times-new-viking/born-again-revisited

Bonaparte - Too Much

“Do you want to party with the Bonaparte?” Dat is de vraag waarmee het multinationale feestgezelschap Bonaparte het startschot geeft voor hun decadente braspartij die erg toepasselijk ‘Too Much’ heet. En natuurlijk hebben we zin om te feesten. Maar de vraag is of al dat feestgedruis - waarmee Bonaparte berucht werd - ook pakt op plaat.

Voor Bonaparte is geen masker te mal, geen string te strak, geen donzig konijnenkostuum te heet. Dit zootje ongeregeld bouwde dan ook al snel een stevige livereputatie op. Met hun knotsgekke verkleedpartijtjes speelden ze al op het Montreux Jazz Festival en op een privéfeestje van Quentin Tarantino. Maar vooral in het Berlijnse nachtleven zet de band met de regelmaat van de klok een club in lichterlaaie.

Uiteraard is daar meer voor nodig dan een carnavaleske show. Het gezelschap beschikt dan ook over een paar jolige nummers, die het best te omschrijven zijn als stekelige pop en elektropunk met licht anarchistische sympathieën en prettig gestoorde teksten. ‘Too Much’ is Bonapartes eerste collectie partyhits.

Op plaat blijft echter maar een fractie over van het fenomeen dat Bonaparte op de bühne is. ‘Too Much’ wordt geteisterd door een geluid dat niet zo in your face is als je op basis van de roemruchte optredens zou verwachten. Iedereen weet dat er geen feest is zonder een stevige beat, en op ‘Too Much’ werden de drums naar onze smaak al te stiefmoederlijk behandeld.

Zelfs niet alle melodietjes zijn trouwens memorabel genoeg om er in de beslotenheid van uw eigen woonst een feestje mee op te zetten. Bovendien is No, I’m Against It een flauwe punkpersiflage met pijnlijk voorspelbare rijmpatronen en grijpt men op WRYGDWYLIFE? schaamteloos terug naar de frasering van een eerder nummer. Live – wanneer de adrenaline al even rijkelijk stroomt als het bier – stoort het allemaal niet zo hard, maar op plaat mag het gerust iets meer zijn.

Monty Python

Too Much, het anthemische Anti Anti en het hilarische, Franstalige A-A-Ah maken dan weer wel indruk. Zo is het titelnummer een onwaarschijnlijke liefdesverklaring aan een meisje dat houdt van James Joyce en Baudelaire, terwijl de ik-verteller enkel oog heeft voor haar “voice” en haar “hair”. Verwijzingen naar Monty Pythons Spam Song en Billy Joëls We Didn’t Start The Fire maken de pret compleet.

Toch raden wij aan om het Bonaparte-circus vooral live te gaan bewonderen. De liveshow die als bonusschijf bij de gelimiteerde editie van ‘Too Much’ zit, brengt zeker enig soelaas. Maar gulzig en ondankbaar als we zijn, willen we toch nog even onze teleurstelling uiten over het ontbreken van een dvd’tje in de verpakking. Want alleen via dat medium komt Bonapartes totaalspektakel ook bij u thuis helemaal tot zijn recht.

Eerder verschenen op

zaterdag 10 oktober 2009

Acoustic Ladyland @ Trix Café

Vorige week (3/10) gezien in Trix Café, gratis nog wel: nauwelijks bekend in onze contreien, maar jazzgrootheid in Groot-Brittannië, Acoustic Ladyland. De Hendrix-connectie is een restant van hun eerste album 'Camouflage', waarvoor Hendrix de inspiratie leverde. Sindsdien beroemd voor de meest aanstekelijke punkjazz out there en in 2005 zelfs winnaar van de BBC Jazz Award voor Best Band. 'Skinny Grin' (2006) laat een nog veelzijdiger ensemble horen, met verschroeiende jazzexplosies en potentiële pophits als Cuts and Lies (let op het Destiny's Child-stukje!):



Op het in juli verschenen 'Living with a Tiger' is de groep weer 'gewoon' een jazzkwartet, met de nieuwe bassiste Ruth Goller. De plaat bevat tien vlijmscherpe instrumentals naar het model van Sport Mode (cfr. onder) en moet in kwaliteit niets onderdoen voor 'Skinny Grin'. Of Acoustic Ladyland er veel zieltjes mee zal winnen, is echter zeer de vraag.



Codasync

Het voorprogramma werd overigens gespeeld door de bijzonder fijne instrumentale Belgische band Codasync, die met 'Mows Arred' al een veelbelovend debuutalbum op zijn conto heeft. Voor één keer eens geen oeverloze, richtingloze postrock of monodimensionele mathrock, maar wel goede tot zeer sterke nummers, die zich het best laten omschrijven als pretentieloze, hedendaagse prog. En dat hoeft geen contradictio in terminis te zijn! Voor fans van The Mars Volta, Boud Deun, Estradasphere, King Crimson e.v.a.

donderdag 8 oktober 2009

Cate Le Bon - Me Oh My

Onze aardbol telt met een beetje goede wil twee K3’s. De eerste is het jolige kinderliedjestrio dat onlangs een duo werd en ondertussen middels een tv-show krampachtig een nieuw lachebekje vond. En dan is er het trio Kate Nash, Kate Perry en Katie Melua, drie K’s die zich de voorbije jaren in de kijker zongen. Enter Cate Le Bon, die met haar debuut ‘Me Oh My’ in een donkere uithoek van dezelfde vijver vist.

De vergelijking gaat immers heus wel verder dan de gelijkende voornamen alleen. Net als Nash, Perry en Melua maakt Le Bon namelijk deel uit van een nieuwe generatie vrouwelijke singer-songwriters. Toch bevindt ze zich eerder aan de duistere, nu eens alternatieve, dan weer folky kant van de hedendaagse pop. Deze Cate durft haar tanden laten zien. En wees gerust, er zitten er een paar vlijmscherpe tussen.

De fundamenten van Le Bons songs zijn steevast eenvoudig, maar degelijk. Als kapstok gebruikt ze meestal een vrij klassieke akkoordenreeks, gespeeld op akoestische of cleane elektrische gitaar. Maar wie na de sobere eerste maten teleurgesteld zou raken, schiet beslist wakker naarmate Le Bon kleine finesses in de mix gooit en een broeierig spanningsveld creëert.

Neem bijvoorbeeld titelnummer Me Oh My, dat halverwege door wrange synths in zijn aanvankelijk brave imago wordt gekrenkt en uiteindelijk wegdeemstert onder een licht gloeiende laag distortion. Sad sad feet, het volgende nummer, wordt gewoon weer ingezet door de loepzuivere stem van Le Bon. Alsof er niks gebeurd is. Die continue afwisseling tussen herkenbaarheid en verrassing doet ‘Me Oh My’ uitstijgen boven de modale popplaat.

Ergens tussen David Bowie en Sandy Denny

Leuk is trouwens hoe de jaren zeventig weerklinken in sommige van Le Bons songs. Zo knipoogt Hollow Trees House Hounds naar de glamrock. Was de androgyne Bowie uit de vroege jaren zeventig écht een vrouw geweest, dan had hij misschien wel net zo geklonken. Bovendien heeft Le Bons stem zowel laag als hoog een erg warm timbre, waardoor de vergelijking met Sandy Denny van Fairport Convention zich opdringt.

De eerste man die overtuigd raakte van Le Bons potentieel was Gruff Rhys van Super Furry Animals. Hij nam haar mee op tournee en richtte zelfs speciaal voor haar een nieuw label (Irony Bored) op. “Het zal moeilijk zijn om Le Bons erg originele en sterke songs op de latere releases van mijn label te evenaren,” verklapte Rhys aan muziekmagazine NME. Een revolutie zal Le Bon naar ons gevoel niet ontketenen met haar debuut, maar sterke, bedwelmende songs schrijft ze zeker. In Rhys’ plaats zouden wij ook klamme handen krijgen.

Eerder verschenen op

Helado Negro - Awe Owe

Indielabel Asthmatic Kitty lijkt zo stilaan een patent te hebben op verraderlijk simpele folk- en popmuziek met eigenzinnige en exotische trekjes. Dat daaruit kleurrijke en erg diverse platen ontstaan, wekt geen verbazing. Denk maar aan Fol Chen of Cryptacize, dat onlangs nog verraste met het luchtige meesterwerkje ‘Mythomania’. Helado Negro komt uit dezelfde stal en levert met ‘Awe Owe’ een mooie aanvulling op de labelcatalogus.

Helado Negro (‘zwart roomijs’) is de eenmansband van Roberto Carlos Lange, een geluidskunstenaar die tijdens zijn carrière minstens zoveel tijd doorbracht op kunstperformances in musea als in concertzalen. Lange, kind van Ecuadoriaanse ouders, groeide op in Zuid-Florida te midden van tropische hitte en orkanen, omstandigheden die later zijn muzikale koers zouden gaan bepalen.

De Spaanse songteksten en de voorzichtig bespeelde gitaren geven ‘Awe Owe’ inderdaad een zuiders karakter. Tegelijk is de muziek bij momenten zo delicaat dat ze eerder gedrenkt lijkt in tropische regen, dan gebronsd door de zon. Zo overvalt je bij nummers als Espuma Negra of Dos Sueños spontaan een gevoel van melancholie, zoals wanneer je met de ruisende branding in je oren het laatste streepje zon aan de horizon ziet verdwijnen.

Ook Langes stem – zacht, licht hees, soms tegen het fluisteren aan - draagt daar toe bij. Al even spaarzaam als met zijn stembanden, gaat Lange overigens om met instrumenten. Hij bekleedt zijn eerder sobere melodieën nergens met overdadige arrangementen, maar creëert toch een gezellige haardvuursfeer.

Robert Wyatt

Het zal dan ook niet verbazen dat Helado Negro in zekere zin sterke gelijkenissen vertoont met de Britse ‘loner’ Robert Wyatt. Misschien zit Wyatts Te Recuerdo Amanda er voor iets tussen, maar ook zonder dat nummer valt op dat Lange de popmuziek even eigenzinnig en Spartaans benadert als Wyatt.

Het is een echte kunst om een skelet met een minimum aan vlees toch levenslustig te doen lijken, maar net als Robert Wyatt slaagt Lange er wonderwel in. Met ‘Awe Owe’ haalt Helado Negro nog niet de klasse van Wyatt, maar zijn uitvoeringen zijn doorgaans wel erg doorleefd en ingetogen.

‘Awe Owe’ is dan ook een ongewoon en grotendeels geslaagd plaatje. Als er gebreken zijn, dan situeren die zich meestal bij de muzikale ideeën zelf. Zo staan de beste melodieën vooraan op de plaat, spreekt Time Aparts niet als de andere nummers en vertrekt Awe van een erg goed concept dat helaas geen vijf minuten standhoudt. Toch verdient Helado Negro een lauwerkrans voor zijn licht verteerbare, experimentele debuutplaat. Zo mooi balancerend op het koord tussen poppy en koppig worden ze zelden gemaakt.

Eerder verschenen op http://www.damusic.be/cd/helado-negro/awe-owe

maandag 5 oktober 2009

The Asshole from El Passo in Eeklo!

De Belgische podia krijgen niet elke week legendarische Joodse cowboys over de vloer. Niet voor niets repten we ons zondag (4/10) naar villa N9 in Eeklo, waar Kinky Friedman zou komen optreden voor een kleine honderd man. Friedman hééft een reputatie, maar aangezien Kinky altijd Kinky is, is er van ‘hoog moeten houden’ geen sprake.

De Kinkster choqueerde in de jaren zeventig zowat heel puriteins Amerika met nummers als They Ain’t Making Jews Like Jesus Anymore. Dat die conservatievelingen de echte boodschap maar halvelings begrepen, zal wel niet verbazen. Toch was en ís Friedman mogelijk de meest maatschappijkritische redneck die de cowboystaat rijk is.

Op dit moment voert hij zelfs campagne om in 2010 tot gouverneur van Texas verkozen te worden. En laten we eerlijk zijn, een zingende cowboy die gouverneur wordt van Texas is nog altijd veel geloofwaardiger dan een Oostenrijkse actieheld die aan de leiding komt te staan van California (en nog altijd met een Germaanse accenten spreekt). In Eeklo hield Friedman alvast een even vurig als ontroerend pleidooi voor de afschaffing van de doodstraf in Texas.

Naar eigen zeggen is Kinky ook de enige kandidaat die voorstander is van het homohuwelijk, “because everyone should have the right to be as miserable as we are”. Maar achter de grapjes schuilt zonder twijfel een programma dat serieus genomen wil worden. Tips voor seks met dieren leerde hij dan weer van vriend Willie Nelson: "If you're going to have sex with an animal, make it a horse, that way if it doesn't work out, at least you've got a ride home."

Uiteraard werd er ook uitgebreid gemusiceerd. Vaak met satirische nummers als Sold American en Before All Hell Breaks Loose, maar ook met gevoelige songs als Marilyn and Joe (over de relatie tussen Marilyn Monroe en baseballheld Joe DiMaggio) en geleende klassiekers als Pretty Boy Floyd (Woody Guthrie), The Ballad of Ira Hayes (o.a. Johnny Cash) en Jambalaya (Hank Williams).

“Burning their fields”

Kinky werd bijgestaan door fellow Jew Boys Ratso en Little Jewford. Die laatste, de hofnar van het gezelschap, produceert een stemgeluid dat iets wegheeft van Principal Skinner (uit The Simpsons) en van Don LaFontaine zaliger, die ontelbare voice-overs van filmtrailers insprak en steeds begon met “In a world…” Een betere sidekick voor de sardonische Asshole from El Passo, zoals Friedman ooit gedoopt werd, is nauwelijks denkbaar.

Nog ondenkbaarder is een Kinky zonder sigaar. Voor, na en tijdens het optreden verscheen hij dan ook met een Cubaanse motherfucker van de dikste soort. De stap van sigaar naar Bill Clinton, toevallig een fan van Friedman, is daarentegen erg klein. De vreemde omgang met sigaren die de president er op nahield neemt tegenwoordig haast mythische proporties aan.

Kinky kon het dan ook niet laten om hem ooit en plein public een Cubaanse sigaar, tot nader order verboden op Amerikaans grondgebied, cadeau te doen (“Mr. President, I want you to have this”). De Texas Jewboy raakte er mee weg door de illegale rookwaren te voorzien van een gewiekste verpakking: “Don’t think of it as supporting their economy, think of it as burning their fields.” Clinton content, Kinky content en ook wij content. Effenaf!

Porcupine Tree - The Incident

Progrock is lange tijd een vies woord geweest. Zichzelf al te zeer respecterende critici van zogenaamd hippe muziekbladen slaagden er maar niet in het woord zonder dedain uit te spuwen. Die tijd lijkt nu definitief voorbij, net als de tijd dat Steven Wilson van Porcupine Tree zich zorgen maakte over het progbrandmerk. ‘The Incident’ ís prog – evenwel van de meest opwindende soort – en kan wedijveren met de groten van gisteren en vandaag.

Porcupine Tree ontstond in hetzelfde tijdperk als paddorockers Ozric Tentacles, een periode waarin jeugdige muzikanten enorm gefascineerd raakten door psychedelica en klassieke progrock. Maar naarmate de jaren negentig vorderen, zocht Porcupine Tree meer en meer het vaarwater van Radiohead op. Anno 2009 heeft Steven Wilson zijn vlaggenschip weer richting “prog” gestuurd met ‘The Incident’ als glorieus resultaat.

Het valt moeilijk te betwisten dat de 55 minuten durende titelcompositie tot Porcupine Tree’s meest ambitieuze en meest geslaagde werk behoort. Voor het gemak is het stuk opgedeeld in veertien afzonderlijke delen, die meesterlijk bijeen worden gehouden door een tekstuele én een muzikale rode draad. Het is misschien een nietszeggend cliché, maar als je door één album in een trip wordt meegesleurd, dan is het door ‘The Incident’.

Alle handelsmerken van de band passeren de revue: versplinterende metalriffs, gedreven akoestische passages, een monumentale drumsound en dito polyfonie, meticuleus gearrangeerde elektronica en bovenal ijzersterke songs en een nauwelijks geëvenaarde muzikale visie. De boodschap die Wilson uitdraagt is niet minder beklemmend. Hij haalt een reeks ‘incidenten’ uit de media aan om ze vervolgens uit hun kille, ontmenselijkte cocon te verlossen.

Van een gebeurtenis gesproken...

'The Incident’ loodst je van het ene hoogtepunt naar het andere. Van het frenetieke refrein van Drawing The Line en het aan Nine Inch Nails schatplichtige titelnummer, over het autobiografische Time Flies naar het onwaarschijnlijk coherente trio Octane Twisted, The Séance en Circle Of Manias. Hier en daar meen je ook iconen als Jethro Tull, Pink Floyd en King Crimson te horen, maar het geheel klinkt eigentijds en onmiskenbaar als Porcupine Tree.

‘The Incident’ is een plaat die op ontelbare manieren benaderd kan worden, maar ons oordeel staat vast. Laten we onze pen dus maar sparen en ‘The Incident’ meteen een van dé absolute toppers van 2009 noemen. Toch nog even dit: het album bevat ook een tweede schijf met vier losse nummers, goed voor nog eens twintig minuten kippenvel. Van een gebeurtenis gesproken.

Eerder verschenen op