zondag 27 juni 2010

Kula Shaker - Pelgrim's Progress

Wat te verwachten van een ooit controversiële band die in de nineties furore maakte met eigentijdse psychedelica en een stevige injectie Indiase hallucinogenen? Toch zeker niet dat hij naar het platteland rond Chimay zou trekken om er een nieuwe plaat in the blikken. Het effect van de omgeving op ‘Pelgrim’s Progress’ is moeilijk aan te tonen, maar de Ardeense lucht heeft Kula Shaker duidelijk deugd gedaan.

‘Pelgrim’s Progress’ is in de eerste plaats een goede plaat, maar globaal genomen laat ze een minder vastberaden band horen dan tijdens de gloriedagen elf jaar geleden. Na comebackplaat ‘Strangefolk’ (2007) hadden we overigens geen meesterwerk verwacht. Het momentum van de band is namelijk weg. Van 1996 tot 1999 kende de charismatische Crispian Mills met zijn groep een onwaarschijnlijk succes. Vooral de Britse thuisbodem daverde toen door singles als Hey Dude en Mystical Machine Gun.

Nummers van dat kaliber vind je nauwelijks op Kula Shakers vierde plaat. Een handvol songs valt onder de categorie van de rustieke folk en Indiase instrumenten als tabla’s en sitars, handelsmerken van de band, zijn eerder bij vlagen te horen.

De plaat begint vrij verrassend met Peter Pan R.I.P., dat wordt ingezet door een strijkerskwartet. De song is een grafrede voor de beroemde sprookjesheld. “I’m crying sweet tears of joy // Remembering the days // Games that we’ve played”, laat Mills zich ergens ontvallen. Het nummer laat zich dan ook best verstaan als een nostalgische trip richting jeugdjaren. Akoestische gitaren en strijkers regeren, maar basdrum en belletjes verraden Kula Shakers oosterse invloeden.

Laveren tussen kopie en grand cru

Modern Blues is dan weer Kula Shaker grand cru. Het nummer swingt, heeft een bezwerende melodie als refrein en is een geslaagd eresaluut aan de oude sound. Maar wanneer bij Figure It Out even verderop hetzelfde procédé wordt toegepast, dan klinkt het vooral alsof de band zichzelf kopieert. De tweede albumhelft heeft aanzienlijk minder karakter en samenhang. Nummers als Cavalry en To Wait Till I Come slagen er zelfs helemaal niet in om te beklijven.

Gelukkig eindigt de plaat met het verhoopte epos. Jawel, mét mellotron en een grandioos kerkorgel, waartegen zelfs een muur Marshallversterkers niet op zou kunnen. Tussen de akoestische passages van Winter’s Call door wordt er uitgebreid gesoleerd en toegewerkt naar een symfonisch sluitstuk.

Kula Shaker eindigt dus ambitieus en dat is positief. Dat ook enkele haardvuursongs goed uit de verf komen, bewijst dat de band van vele markten thuis is en nog altijd bestaansrecht heeft. Maar een magnum opus en een evenaring van de vroegere successen zit er voorlopig niet in.

Eerder verschenen op Damusic.be.

dinsdag 22 juni 2010

Vurige ode aan de vriendschap

José James & Jef Neve, 'For All We Know', Roma, Borgerhout, 19 juni 2010

Als José James en Jef Neve hun eerste Amerikaanse tournee onderbreken, dan hebben ze daar vast en zeker een goede reden voor. Inderdaad, de twee werden verwacht in de Antwerpse Roma voor de eerste Belgische voorstelling van hun duoplaat ‘For All We Know’. James noemde de avond “a celebration of our friendship [met Neve], music, our album, jazz, John Coltrane and all the beautiful moments in life”. En je merkte meteen dat het geen loze woorden waren.

Zelfs toen Neve en James als eerste bisnummer bluesstandard Everyday I Have The Blues inzetten, was er nergens een zweempje tristesse te bespeuren. James was inmiddels helemaal op temperatuur en liet zijn stem klimmen naar ongekende hoogtes. Gensters van spelplezier spatten de zaal in. Neve uitte hese kreten van pret en voldoening. En je dacht bij jezelf: "Meer kan je als duo op een podium, enkel bijgestaan door een piano en een microfoon, nauwelijks verwezenlijken."

Net als op de plaat speelde Neve daarbij een glansrol. Zowel in de intro’s als tijdens zijn solo’s trok hij alle registers open. In opener Autumn In New York evoceerde hij de herfst en zijn vallende bladeren. Embraceable You voorzag hij van een snelle, Teutoonse inleiding. Voor de solo pakte hij uit met iets wat het label jazz ver overstijgt. Zonder twijfel is hij een groter virtuoos dan pakweg drie jaar geleden.

Enkel bij vlagen maakte Neve het zichzelf wat moeilijk, zoals in het van Duke Ellington geleende Just Squeeze Me. De lichtvoetige compositie bracht humor in de set en ontlokte bij beide heren steelse blikken en lachjes. De gecompliceerde solo was echter wat zwaar op de hand. Toch vonden Neve en James de dartele toon daarna terug.

Draaide Neve van meet af aan op volle toeren, dan hield James er een andere strategie op na. Voor hem begon alles met een lichte rookontwikkeling om te eindigen met een uitslaande brand. Gaandeweg werd hij expressiever met zijn handen en guller met kniestoten. Improviseren deed hij steevast een stuk soberder dan tijdens zijn soloconcerten. Zo’n afgemeten dosering kenmerkt enkel de groten.

Stilaan legendarisch

Neve genoot zichtbaar van de nonchalante, enigszins hoekige wijze waarop James Gee Baby, Ain’t I Good To You aansneed. Ze weten elkaar duidelijk nog steeds te verrassen. In november 2008 verstomden ze voor het eerst samen de critici en het AB-publiek. Luttele maanden later deden ze dat nog eens over. Zelden kregen concerten zo snel legendarische allures toegedicht.

Het stokoude, krakende Romatheater bleek de uitgelezen locatie voor een reprise. De meeste nummers werden immers geschreven in de tijd dat de voormalige cinema werd gebouwd. Neve en James bewezen er alvast dat er meer dan ooit magie in de lucht hing, al was Georgia On My Mind een al te obligate afsluiter en kende Lush Life te veel pieken en dalen om echt te beklijven.

José James en Jef Neve kunnen nu met een gerust hart terug naar de plaats waar de nummers tot stand kwamen. Als de States hen nu niet aan de voeten vallen, dan is het lot tegen hen gekeerd.

Setlist:
1. Autumn In New York
2. Embraceable You
3. Just Squeeze Me
4. Body And Soul
5. Lush Life
6. Gee Baby, Ain't I Good To You
7. For All We Know
bis:
8. Everyday I Have The Blues
9. Georgia On My Mind


Eerder verschenen op Damusic.be.
Fotoreportage van Hans Vangeel op CuttingEdge.be.

zaterdag 19 juni 2010

Surfer Blood - Astro Coast

Surfer Blood werd vorig jaar gelanceerd door Pitchfork. De blogosfeer volgde en droeg het kwartet uit Florida op handen. Nu debuut ‘Astro Coast’ ook een release krijgt aan deze kant van de oceaan, kunnen we de aanstokers van de hype alleen maar bijtreden. Binnenkort staat Surfer Blood op Pukkelpop. Lees hier alvast de kroniek van een aangekondigde triomf.

Het tropische klimaat in West Palm Beach laat zijn sporen na in de broeierige sound van Surfer Blood. Het is echter geen surferbloed dat door de aderen van de bandleden stroomt. Aan de haaienhoes leiden we af dat ze liever surferbloed zien vloeien. Toch wisten spilfiguur John Paul Pitts en de zijnen het surfjuk niet van zich af te schudden. Maar goed, toen de Beach Boys zongen van Surfin’ USA was drummer Dennis Wilson ook de enige echte surfer in het gezelschap.

Surfer Blood past in de stroming nieuwe Amerikaanse bands met een voorliefde voor een zonnige sound, gekruid met noise, lo-fi en shoegaze. Denk daarbij aan Wavves en The Pains Of Being Pure At Heart. Wat Surfer Blood echter van die bands onderscheidt, is het voorgevoel dat de band in staat is een heel nieuw gezicht te laten zien op een (eventueel) tweede album.

Je merkt het aan de kleine details. Pitt producete de plaat niet alleen eigenhandig, hij schreef ook zelf een aantal bescheiden strijkersarrangementen die een song als Fast Jabroni doen aanschurken tegen barokke popmuziek. En dat is nu net iets waar dezer dagen ook opnieuw mee te scoren valt.

De fluwelen stem van Pitt en een heerlijk knapperige gitaarsound vormen steevast de basis. Maar de variatie die Surfer Blood in zijn songs legt is even verbluffend als veelbelovend. Leverden The Shins de inspiratie voor Floating Vibes, dan is Swim meteen helemaal anders: gedrenkt in reverb, met een riff van voorhistorische proporties en een knipoog naar de afropop van Vampire Weekend.

Het waarom van de buzz

Pophooks schudden de mannen van Surfer Blood blijkbaar zo uit hun mouw. Enkel Neighbour Riffs valt als oppervlakkige instrumental van de surfplank. Met Anchorage, tegen het einde van het album, benadert Surfer Blood de perfectie. De gitaarriffs zijn even simpel als geniaal, de drums blijven zes minuten lang onverstoord doorbeuken en Pitt vertelt ondertussen een indringend verhaal over de subarctische stad uit de titel.

“I just want volcanoes to erupt and thaw me out”, zingt Pitt. Zijn verlangen is inmiddels werkelijkheid geworden. De kwaliteiten van de band laten geen twijfel bestaan rond het waarom van de buzz. Met buitengewone verwachting wordt het uitkijken naar Pukkelpop. En dan maar hopen dat de bandleden hun zelfverklaarde “weakness for cocaine and liquor” voldoende onder controle hebben voor een bevestigend optreden en een meesterlijke tweede album.

Eerder verschenen op Damusic.be

José James & Jef Neve - For All We Know

Talloze jazzmusici brengen op een bepaald moment in hun carrière een ode aan hun voorgangers met een album vol jazzstandards. Voor pianist Keith Jarret – bijgestaan door drummer Jack DeJohnette en bassist Gary Peacock – werd het eren van de ouden zelfs een levenslang project. Op ‘For All We Know’ gaan nu ook José James en Jef Neve de dialoog aan met traditie.

Neve en James vonden elkaar enkele jaren geleden. James promootte ‘The Dreamer’ en Neve nodigde hem uit in zijn programma op Klara. Neve had zijn status als lieveling van de Belgische jazz al meermaals bevestigd en James gold als dé vernieuwer van de vocale jazz. Hun wederzijdse bewondering resulteerde in een legendarisch optreden in de AB. Toch situeer je beiden muzikaal niet helemaal in hetzelfde vakje. Op ‘For All We Know’ zijn de soulmates echter meer dan ooit jazzpartners.

Voor wie ze nog niet kent: James zingt en Neve speelt piano. En dat is exact wat ze doen op ‘For All We Know’. Andere muzikanten, noch instrumenten komen eraan te pas. De duoplaat kabbelt traag en sierlijk voorbij. De laatavondjazz heeft weinig van het grensverleggende dat de soloplaten van Neve en James kenmerkt. Maar de interpretaties zijn superieur en vangen de geest van van die ene dag in november 2008 waarop ze allemaal - uitgezonderd één nummer - werden opgenomen.

Een glansrol is daarbij weggelegd voor Jef Neve. Niet dat er iets valt aan te merken op James’ zangprestaties; zijn zachte baritonstem pakt je helemaal in, vooral tijdens de indrukwekkende intro van Body And Soul. James weet zijn stem perfect te doseren en haalt enkel uit als de tijd daarvoor rijp is, zoals op het einde van Embraceable You.

De twee vormen dus een gouden tandem, maar zoals gezegd is het toch vooral Neve die de plaat spannend houdt. Zijn spel vermijdt in een vloeiende beweging alle clichés. In Tenderly toont hij zich een extreem eloquent improvisator wanneer hij wisselt tussen lichte symfonische bombast en weerspannige jazz. Op Embraceable You legt hij een solo neer die zo hoekig klinkt als een kubus die van een trap rolt en op het einde van Body And Soul imiteert hij een muziekdoos die dringend opgedraaid moet worden.

De groten achterna

De composities op ‘For All We Know’ komen uit het jazz- en het lichtere populaire repertoire, maar krijgen van Neve en James onmiskenbaar een jazzbehandeling. Eerdere uitvoerders zijn jazzgrootheden als Herbie Hancock, Ella Fitzgerald, Cassandra Wilson, Django Reinhardt en Chick Corea, maar ook Céline Dion en Rick Astley (in het geval van When I Fall In Love).

‘For All You Know’ verschijnt op het prestigieuze jazzlabel Impulse en misstaat allerminst tussen ronkende namen als Coltrane en Mingus. Een kleine kanttekening: Duke Ellington-compositie Just Squeeze Me valt door zijn lichtvoetigheid wat uit de toon. Maar verder kunnen we alleen maar aanraden dit album in huis te halen en te wachten tot de avond valt en de wijn op kamertemperatuur is.

Eerder verschenen op Damusic.be

The Futureheads - The Chaos

Geen mens die weet wat voor supplementen ze in het Engelse plaatsje Sunderland in het leidingwater gooien, maar feit is dat de lokale bands er symptomen van een verhoogde popgevoeligheid vertonen. Of het moet in de genen zitten, want via de broers Brewis behoren bands als Field Music, School of Language en The Futureheads tot één en dezelfde stamboom. The Futureheads zijn in dat geval het vervelende joch, dat met zijn melodieuze punk de geraffineerde pop van zijn broertjes overstemt. Met ‘The Chaos’ leveren ze voor de vierde keer op rij een solide plaat af.

De bronstige manier waarop zanger Barry Hyde aftelt voor openingsnummer The Chaos – “Five, four, three, two, one! Let’s go!” – doet meteen vermoeden dat je te maken hebt met een old school hardcoreplaat. De waarheid komt later pas aan het licht. Het aftellen wordt een motief doorheen het titelnummer. Bovendien heb je snel door dat Queen een even grote invloed is als pakweg The Clash of XTC.

Het refrein van Struck Dumb herinnert dan weer aan Electric Light Orchestra en is ook qua tekst niet helemaal onaantrekkelijk: “The negativity is ruining your sleep / It makes you wanna cry on your pillow.” Met Heartbreak Song begeven The Futureheads zich zelfs richting stadionrock. Misschien niet toevallig dat er een stukje Springsteen werd gestolen. Het orkestrale middendeel van Born To Run werd even geniaal als scharnierloos geïntegreerd. The Futureheads weten zichzelf bizar genoeg te relativeren door naar het verleden te kijken.

Een vrij stevige en constante drumbeat is het middel dat elk afzonderlijk nummer samenhoudt. Binnen dat uptempo kader is er echter veel mogelijk. Ondanks de koortjes en de fijnzinnige details heb je toch niet het gevoel dat de muziek bijster experimenteel is. De punkvibe blijft overheersen en ‘The Chaos’ ligt veertig minuten lang goed in het gehoor.

I Can Do That is een van de weinige nummers dat niet de melodische schwung van de overige songs heeft en ook qua structuur wat geforceerd overkomt. Dart At The Map is op zijn beurt wat aan de eentonige kant. Beide nummers zorgen ervoor dat de tweede helft van de plaat het moet afleggen tegen de eerste. Echt evenwichtig is het album dus niet. Maar ‘The Chaos’ – perfecte titel dus – heeft genoeg in huis om te blijven boeien.

Uit de schaduw van Franz Ferdinand

The Connector bijvoorbeeld, ook al zou je de band hier verwarren met Future Of The Left. Door hun mix van operastemmen, humor en een hels tempo klinken The Futureheads echter ook als Sparks in punkmodus. Het zal dan ook niet verbazen dat Cardiacs – de band die cultstatus verwierf met een schijnbaar onverzoenbare mengeling van punk en prog – een ander voornaam referentiepunt is.

Eindigen doen The Futureheads even groots als ze begonnen. Het nummer Jupiter is goeddeels opgetrokken uit a-capella-passages. Dat zien we Bloc Party nog niet gauw doen. The Futureheads werden in hun vroege dagen immers in een vakje geduwd met Bloc Party en Franz Ferdinand. 'The Choas' is verre van perfect, maar de band bewijst wel niet in de schaduw te moeten staan van haar tijdgenoten. 'The Chaos' valt trouwens op om het aanstekelijke plezier dat de band hoorbaar had bij het maken van deze plaat. En zoals steeds is de helft van het succes daarmee al bereikt.

Eerder verschenen op Damusic.be

Landfill - Landfill

Naast fantastisch bier en kaas die daar perfect bij past, heeft Grimbergen er een derde exportproduct bij, dat luistert naar de naam Landfill. Met haar titelloze debuut en een single in de Afrekening (Antidote) trekt de vijfkoppige indiegroep stevig in het offensief. We horen daarbij een gedreven, jeugdige band die niet helemaal het onderste uit de kan haalt, maar niettemin een fijne eerste plaat aflevert.

Landfill duikt natuurlijk niet uit het niets op. Aan 'Landfill' gingen twee ep's vooraf en enkele deelnames aan 's lands rockconcoursen. Het is een klassiek parcours, maar Landfill legde het af met bovengemiddeld succes. De band wist daarop producer Bart Delacourt (Monza, Arid) te strikken, met 'Landfill' als welklinkend resultaat.

Met Gentlemen maken de Grimbergse vijf meteen een erg zelfzekere indruk, niet het minst omdat ze erin slagen om rond een koppig, letterlijk eentonig gitaarmotief toch een aardige song te bouwen. Maarten Michils levert een indrukwekkende prestatie achter de microfoon en de bescheiden synths tonen dat de keuze voor Delacourt de band geen windeieren heeft gelegd.

Met Kite daalt het tempo, maar niet de kwaliteit. Synths en een zachte drumsound zorgen voor atmosferische momenten in een nummer waarvoor Absynthe Minded wellicht model stond. Degelijk, zij het iets minder opvallend, is Chromatic. De song werkt toe naar een verrassende plotwending, die echter nog wat schaafwerk had kunnen gebruiken.

Ook Moses, gedreven door enthousiast geroffel, bloeit mooi open, maar met het doordeweekse Tug-O-War belandt Landfill in een dipje. Gelukkig wordt er snel revanche genomen met de licht bruisende indiepop van Antidote. Low behoort op muzikaal vlak tot het verrassendste wat de plaat te bieden heeft. De gezongen coda had wat ons betreft gerust nog wat gerekt mogen worden.

Een groter publiek

Nóg beter geslaagd is het meeslepende Ends. Daarna lonkt een tweede dal. In Ghosts staat de klevere drumpartij van de strofe haaks op het eerder banale refrein en Tristo is een stukje geluidsbricolage dat vooral op het einde van de jaren zestig revolutionair was. Die laatste track werkt dan ook best als intro voor Demons, een vrij geslaagde eindspurt.

Het refrein van Demons vertoont trouwens lichte verwantschap met het openingsnummer van de plaat, Gentlemen. Dat maakt 'Landfill' tot een mooi afgerond geheel. De samenhang wordt nog eens versterkt door het claustrofobische Sky Is Clear, waarin - net als in Gentlemen - één herhaalde gitaarnoot de leidraad vormt voor een heel nummer.

De nummers op 'Landfill' zijn gevarieerd genoeg om de plaat tot de laatste snik spannend te houden. Voor een debuutalbum zeker geen loze verdienste. Landfill kan bovendien rekenen op doorgaans goed songmateriaal. Wij gokken dat ze daarmee in de toekomst ook een groter publiek kunnen aanboren. Ondertussen mag Landfill nog even verder gisten en rijpen. Maar geen nood, in Grimbergen weet men daar wel raad mee.

Eerder verschenen op Damusic.be

zondag 13 juni 2010

Rowland S. Howard - Pop Crimes

Hij werd een leven lang nagezeten door culthit Shivers. Hij legde een eigenzinnig parcours af als rusteloze muzikale nomade en werd uiteindelijk geveld door leverkanker (op 30 december 2009). Dat is het relaas van Rowland S. Howards opgemerkte passage in ons aardse tranendal. Veel valt af te lezen van Howards blik op de hoes van ‘Pop Crimes’, zijn zwanenzang. Bij ons verschijnt de plaat postuum. De jacht op dubbele bodems is bij deze geopend.

En daar is helemaal niks mis mee. De titel ‘Pop Crimes’ wakkert de speculatie al aan voor we ook maar één noot muziek gehoord hebben. Ver hoeft men niet te zoeken naar de betekenis. Howards carrière is min of meer opgetrokken uit een reeks misdaden tegen de popmuziek. Met een gitaarstijl zo grillig en scherp als een cirkelzaag stond hij in The Birthday Party aan de zijde van een piepjonge Nick Cave. Howard werd op slag een gitaargod van de latente soort.

‘Pop Crimes’ zet een onverwoestbaar beeld neer van een man die zich niet zomaar laat kisten. Howards diepe stem klinkt doorleefd en hoewel zijn gitaarlijnen eerder beheerst zijn, gaat er een intense spanning van uit. Feedback regeert op de achtergrond van de logge ritmes. Subliem voorbeeld: de cover van Talk Talk’s Life’s What You Make It: de Tom Waitsachtige dynamiek laat enkel de originele zangpartij overeind en maakt het geheel macaberder dan het ooit was.

Met Nothin’ waagt Howard zich aan een song van Townes Van Zandt. De regels “And if you see my friends / Tell them I’m fine” klinken alsof Howard al vrede heeft genomen met zijn lot. Zijn laatste woorden zitten vervat in het einde van het nummer: “Sorrow and solitude / These are the precious things / And the only words / That are worth rememberin’”.

Dwarsligger

De boodschap van Wayward Man lijkt evenmin uit de lucht gegrepen: “I’m the fly in the ointment / Your constant disappointment / Just because I can / I’m you wayward man.” Howard schetst zichzelf als onverbeterlijk dwarsligger. In de woorden klinkt de stem door van een man die terugblikt op een turbulent leven op zowel muzikaal als persoonlijk vlak.

Onaards mooi en oprecht is ook de getoonzette liefdespoëzie van Avé Maria. Howard slaagt erin melancholie te neutraliseren met hoop. De song bouwt sierlijk op, al zat er nog net iets meer in. Op de fysieke kant van de liefde wordt dan weer gealludeerd in openingsnummer (I Know) A Girl Called Jonny, dat moeiteloos zijn erotisch geladen werk met Lydia Lunch voor de geest roept.

Je moet er voor zijn, voor de kille, akelige sfeer die rond ‘Pop Crimes’ hangt. Maar eens je je laat meedrijven en je de achtergrond ervan kent, is het een album dat zich in vele facetten laat appreciëren. De graatmagere Howard was een doorbijter. Zelfs toen hij tijdens zijn laatste optreden bloed ophoestte, ging hij nog verder. Met zijn laatste kracht klampte Howard zich vast aan de toekomst. ‘Pop Crimes’ is een even schitterend als tijdloos afscheid.

Eerder verschenen op Damusic.be

zondag 6 juni 2010

Flying Lotus - Cosmogramma

Dé elektronische verrassing komt dit jaar van Flying Lotus. Met zijn derde album ‘Cosmogramma’ bezorgt de amper 26-jarige Steve Ellison een fantastische, tegendraadse luistertrip. “I want to just make my shit the most musical shit ever”, liet hij onlangs tijdens een interview vallen. Geestig en gewaagd tegelijk, want het zal niet lang duren voor Ellison zich moet laten escorteren door de massa volk die voor zijn toiletdeur heeft postgevat.

Je leest de titel en je denkt: “Cosmogramma, dat móet wel iets groots zijn. Een opera? Een symfonie? Een meerledige suite in d-groot voor sopraan, klavecimbel en altviool?” Dat is het allemaal niet. Het is wel een zeventiendelige compositie voor samplers, laptops en live instrumenten. Flying Lotus gaat trouwens niet licht over het conceptuele aspect van zijn werk. En je hoeft bijgevolg geen expert te zijn om vast te stellen dat zijn “shit” een opvallende vastheid en cohesie vertoont.

Na de eerste maffe maten van Clock Catcher besef je al dat Ellison brein anders werkt dan dat van de meeste stervelingen. Als hersenen echt zo groot zouden zijn als hun capaciteit, dan zou Ellison zijn hiphoppetten via een gespecialiseerde internetwinkel moeten bestellen. Ellison denkt assymetrisch, abstract, filosofisch en totaal outside the box. Niet voor niets is ‘Cosmogramma’een uiterst eigenzinnig amalgaam.

De impact van de plaat doet denken aan die van DJ Shadows ‘Entroducing’. Hoewel Flying Lotus’ sound donkerder is en minder verankerd in de hiphoptraditie, sta je net als bij DJ Shadow versteld van die verbluffende stijlmix. Flying Lotus levert voer voor progressieve musicologen door alles te gebruiken wat zijn pad kruist: free jazz, klassieke discoarrangementen, dubstep, drum ‘n’ bass,... het is onmogelijk exhaustief te zijn.

Out-of-body-ervaring

De occasionele vocals – in ...And The World Laughs With You horen we Thom Yorke – zorgen op uitgekiende plaatsen voor rust tussen al het instrumentale geweld. Mmmhmm klinkt met zijn scat vocals alsof Baloo, de beer uit Jungle Book, de studio intrekt met een strijkkwartet om er een eigentijdse versie van acidjazz op te nemen. De song bloeit helemaal open tot een Jaga Jazzist-achtige compositie. Niet toevallig speelde Flying Lotus onlangs het voorprogramma van het Noorse collectief.

Voor je het weet wordt ‘Cosmogramma’ een heel nieuw melkwegstelsel en neemt Flying Lotus je mee - laverend tussen flitsende Nintendo-bleeps, zwalpende synths en afgemeten strijkerspartijen - door glitterende wolken van kosmosgruis. Een snelle polkabeat, Braziliaans carnaval, Squarepusher-bassen, synths uit Queens ‘Flash Gordon’-soundtrack, harpen, saxofoons en pingpongsamples. Het zit er allemaal geniaal in verwerkt.

Ellison komt natuurlijk uit een muzikale familie. Alice Coltrane – vrouw van – was zijn tante. De spirituele ervaring van het muziek maken kreeg hij dus van kindsbeen af mee. Neem daar nog een goeie tien jaar van out-of-body-ervaringen en psychedelische kicks bij en je hoeft niet te zoeken naar een verdere verklaring. ‘Cosmogramma’ is niet van deze wereld, zoveel is duidelijk.

Eerder verschenen op Damusic.be.

zaterdag 5 juni 2010

Als goden vereerd

Pixies, Lotto Arena, Antwerpen, 31 mei 2010
1. Cecilia Ann
2. Rock Music
3. Bone Machine
4. Monkey Gone To Heaven
5. Gouge Away
6. Hey
7. Velouria
8. Dig For Fire
9. Allison
10. Debaser
11. Planet Of Sound
12. Alec Eiffel
13. Caribou
14. River Euphrates
15. Cactus
16. Is She Weird?
17. Break My Body
18. The Sad Punk
19. Head On
20. U-Mass
21. Tame
22. Isla De Encanta
23. Wave Of Mutilation
24. Broken Face
25. Nimrod's Son
26. Holiday Song
27. Gigantic
------------------------------
28. Vamos
29. Where Is My Mind?
30. Here Comes Your Man

De reünietoer van de Pixies gaat al zijn zesde jaar in. Op 4 juli zal het ook exact zes jaar geleden zijn dat ik de band voor het eerst zag. Het was tijdens een namiddag op Rock Werchter en de omstandigheden waren niet optimaal. Na een ferme stortbui verscheen de zon plots fel door de wolken en ik stikte haast in het regenpak dat ik mee had voor het geval dat... Ik had mijn lesje geleerd en dus liet ik mijn pak maandag thuis. Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar de band klonk plots een pak dreigender dan toen. Pixies komt dan ook veel beter tot zijn recht in een pikdonkere zaal. Een regenboog past er niet zo bij.

Met een krakende versie van Cecilia Ann nam het viertal meteen een droomstart, al verdwenen de drums wat in de mix. Rock Music en Bone Machine maakten de eerste hattrick compleet. Het "then the God is Seven"-deeltje in Monkey Gone To Heaven werd helaas wat snel afgehaspeld en verloor daarmee al zijn kracht. Vanaf Gouge Away werd echter duidelijk dat Frank Black perfect bij stem was. Zijn folterkreten kwamen recht uit de diepste kerkers van zijn imposante torso.

De Pixies werden als goden vereerd terwijl ze de ene mokerslag na de andere uitdeelden. Zo brak er bijna massahysterie uit toen bassiste Kim Deal tijdens Hey een stukje alleen speelde. Tijdens Debaser vlogen de "chiens" en de "debasers" ons als mortiervuur om de oren. En tijdens Tame werd Black bijna overstemd door de zaal. Gelijktijdig met de raid van de band op het podium, werd ook het gebrul in de zaal steeds luider, tot een punt waarbij ik dacht: "Dit heb ik zelden meegemaakt."

Allison, Tame en Isla De Encanta waren onbetwiste hoogtepunten. Dat laatste nummer leek zowaar op een Spaanse versie van Ace Of Spades. Maar wat opvalt is dat er na zes jaar en vele geruchten, nog altijd geen enkel nieuw nummer in de setlist te bespeuren was. De band heeft zijn vuur al terug, nu nog een sterke plaat om te vermijden dat ze net als de Stones en Status Quo voor eeuwig zullen moeten blijven teren op oude successen.