zondag 11 april 2010

Karnivool - Sound Awake

Sinds de release, bijna een jaar geleden, heeft ‘Sound Awake’, het tweede album van het Australische Karnivool, heel wat stof – of beter lof – doen opwaaien Down Under. Nu de plaat ook bij ons te koop is, is de tijd rijp voor een nieuwe evaluatie.

Laat ons maar meteen beginnen met te zeggen dat ‘Sound Awake’ zeker op muzikaal vlak een merkwaardig werkstuk is. Het is daarentegen geen plaat die zich als een zakdoek laat opvouwen en opbergen. Wie Karnivools tweede ten volle wil appreciëren, moet beseffen dat hij het niet zomaar in de schoot geworpen krijgt.

Met zijn 72 minuten is ‘Sound Awake’ gewoonweg veel te groot om in één keer door te slikken. Karnivools progmetal staat bol van geleerde wendingen, monsterriffs en complexe maatsoorten. De songkwaliteit blijft op enkele uitzonderingen na constant.

Maar aan ieders aandachtsspanne zijn grenzen en daarom is ‘Sound Awake’ zeker niet meer dan de som van de delen. De kans is bovendien erg klein dat je überhaupt toekomt aan het maken van die som. Zelfs Stephen Hawking zou daar moeite mee hebben.

Karnivool injecteert zijn metalsound met een flinke scheut hardcore, vooral te horen in de zanglijnen van Ian Kenny. Bij momenten ruikt het allemaal wat te zeer naar emo en had je bij een bepaalde riff liever een andere vocale stijl gehoord. Het straffe New Day, bijvoorbeeld, loopt om die reden enkele deuken op.

Mensen die houden van veel tekst hebben aan ‘Sound Awake’ trouwens een vette kluif, maar niet iedereen zal de vage profetieën van Karnivool naar waarde weten te schatten. Wijzelf niet in het minst. En toch laat de plaat een eerder positieve indruk na. Memorabele passages zijn legio, het productiewerk getuigt van groot vakmanschap en de bandleden laten techniek nergens primeren op melodie en dynamiek.

Xylofoon en didgeridoo

Zonder afbreuk te doen aan de kwaliteiten van de band, trekken we voor Karnivool dan ook graag een blik met ronkende referenties open. Je hoort de hermetische sound van Tool naast de toegankelijke metalwerelden van Porcupine Tree en Katatonia. En voor extra spitse oren zijn er zelfs knipoogjes naar At The Drive-In en de melodieuzere kant van The Dillinger Escape Plan.

Maar tegelijk merk je ook dat Karnivool werkt aan een eigen grammatica. De xylofoon die Simple Boy op gang trekt is zo’n heel eigen trekje. De frisse, ritmische accenten van The Caudal Lure verrassen evenzeer en de didgeridoo op Change is een eresaluut aan Karnivools heimat, al is de term rootsrock uiteraard niet van toepassing hier.

De internationale release van de ‘Sound Awake’ is niet onopgemerkt voorbij gegaan. Ook al laat de plaat vooral een band horen die het toppunt van zijn kunnen nog niet helemaal heeft bereikt, toch wurmt Karnivool er zich als grote speler mee in het “genre”. Nu nog wachten tot de band een genre voor zichzelf weet te creëren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten